der huzaren in Crecy niet weinig bijdroeg. Van de sterkte der Hol landers maakte men zich een zeer overdreven voorstelling, zoals bij bereden troepen gemakkelijk kan voorkomen. Allerwegen vluchtten de boeren met hun vee in de bossen, en de vrees werd nog vergroot doordat Grovestins' mannen zich voor de voorhoede van prins Eugenius uitgaven, die met 2g 000 man achterna zou komen. Het plan was geweest van Neufchatel in Zuidwestelijke richting naar de kant van Chateau-Thierry te marcheren. Grovestins vernam echter van een spion uit Reims, dat aldaar een regiment dragonders was aangekomen, op weg naar Saarlouis. En hoewel dit regiment de Staatsen niet zou kunnen verslaan, kon het, indien het hun vóór raakte, toch veel last geven, al was het slechts door bruggen af te breken of zich in St. Menehould te werpen, waar Grovestins de Aisne wilde passeren en met welke plaats men, zonder geschut zijnde, nog moeite kon krijgen. Hij besloot daarom dit regiment vóór te blijven en daarom de Suippe langs de rechter oever stroomopwaarts te volgen. Om 9 uur des avonds kwam men, na een dagmars van een gg km, tot Suippes. Onderweg had de majoor Willemsdorf zich aangesloten, die des morgens naar Berry-au-Bac was gedetacheerd, bij wijze van rechterflankdekking. De 13e werd wederom om g uur afgemarcheerd. Vier uur later kwam men voor St. Menehould. Tot geluk voor Grovestins lieten de burgers zich door dreigementen, gepaard met goede woorden, bewegen, de poorten te openen, zodat de Aisne onge hinderd werd overschreden. Nachtkwartier werd die dag genomen bij Béauzé aan de Aire, na een totale mars van ongeveer gg km. De 14e werd de mars weer vroegtijdig voortgezet. Bij het plaatsje Neuville-en-Verdunois kwam men op het grondgebied van de hertog van Lotharingen, die in een verhouding van welwillende neutraliteit tot de geallieerden stond. De vorige dag had Grove stins om deze reden een gestrenge order laten bekend maken, waarbij aan een ieder op doodstraf werd verboden het gelid te verlaten of een woning binnen te treden. Dat deze order geen ijdele klank was ondervonden vier ruiters die hun paard waren kwijt geraakt en in een huis waren gaan plunderen. De generaal wilde hen alle vier laten fusilleren, doch wijzigde de straf in die zin, dat één van hen, bij loting aan te wijzen, tot een voorbeeld gesteld zou worden. Nadat de vier pp een trom hadden gedobbeld viel het lot op een ruiter van de garde van Oranje, en deze werd, ondanks zijn 32 jaren trouwe dienst, aan het hoofd der colonne geharkebusseerd, waarna de gehele troep langs het lijk defileerde. Bij St. Mihiel, waar de Maas werd gepasseerd, werd veel eer- igo

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 174