detachement de 31e vroegtijdig in genoemde vesting. In de avond van de ie Augustus werd een volgende order ontvangen, thans om door te marcheren naar Doornik, tot versterking van het garnizoen, dat te zwak was om een eventuele belegering, waarvoor men vrees de, te weerstaan. Om twee uur des namiddags van 2 Augustus werd Doornik bereikt. Hier had Albemarle, die zich, hoewel krijgs gevangen, tijdelijk in de stad bevond, een order van Eugenius gereed, welke inhield de overgangen over de Deulle en de Scarpe te verkennen en zo mogelijk te bezetten om de insluiting van Douai te verhinderen. Of Grovestins ook de opdracht had zich binnen Douai te werpen, gelijk wij vermeld vinden, is niet geheel zeker. De genoemde overgangen werden echter reeds in 's vijands handen bevonden (Douai werd juist op 2 Augustus geheel inge sloten), zodat hier weinig meer viel uit te richten. De beroemde raid kunnen wij hiermee als geëindigd beschouwentoen het leger onder Eugenius de 7e te Doornik kwam op zijn mars tot ontzet van Douai, werd het detachement ontbonden en keerden de eska drons naar hun oorspronkelijke regimenten terug. Grovestins hernam zijn taak als gouverneur van Bouchain. Een wapenfeit was volbracht, waarop de Nederlandse cavalerie tot de huidige dag roemen kan, en dat alleen reeds voldoende is Grovestins' naam te vereeuwigen als die van een der eersten onder de ruiteraanvoerders van zijn tijd. HET BELEG VAN QUESNOY Quesnoy kon zich noch door grootte, noch door ligging of verdedigingswerken in belangrijkheid meten met steden als Cambrai en Arras. Het was een landstadje, dat in het begin onzer eeuw 3300 inwoners telde; in de eerste jaren der achttiende eeuw zal het aantal eerder kleiner dan groter zijn geweest. Door zijn ligging tussen Sambre en Schelde sloot het de ruimte tussen deze rivieren min of meer af, en verder was het, wilde men met een leger in Frankrijk doordringen, onontbeerlijk als magazijnsplaats. Fortificatorisch gesproken vormde de stad een onregelmatige gebastioneerde zeshoek. De twee langste courtines waren ter betere flankering van een tussenwerk voorzien, respectievelijk van lSS HOOFDSTUK VII (Zie schets nr 6)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 179