verder, behalve veel materialen en gereedschappen, 20 000 pond buskruit en 94000 pond lood1). Aanstonds na de inbezitneming der stad zetten de overwinnaars zich aan het slechten der belegerings- en het herstellen der vesting werken. Het laatste betrof voornamelijk de bressen; de stad zelf had weinig geleden. Van de veroverde vaandels en standaarden vindt men er enige afgebeeld op de plaat 'Drapeaux, Etandarts et Timbales etc.' van Anna Beek. De er bij vermelde namen der regimenten zijn echter niet thuis te brengen in de 'Etat de la garnison de Quesnoy'. Terwijl voor Quesnoy het woord aan het kanon was, bepaalden de krijgsbedrijven elders zich tot handelingen welke men tot de kleine oorlog kan rekenen, en waartoe vooral verkenningen en foerageringen aanleiding gaven. Vooral de Keizerlijke huzaren blonken hierin uit. Geboren ruiters, ervaren in alle acties waarvoor in het bijzonder lichte ruiterij in aanmerking komt, terwijl hun snelle paarden hen in staat stelden de strijd tegen overmacht te ontwijken, droegen zij in kleine gevechten tegen cavalerie meestal de palm der overwinning weg. Een ganse reeks dier acties vinden wij vermeld, waarvan echter, behalve het resultaat, geen enkele bijzonderheid bekend is, en die wij daarom gevoeglijk onbesproken kunnen laten. Een ruitergevecht van grotere omvang, dat op 7 Juli plaats had, verliep ten nadele van de geallieerden. De Keizerlijke overste St. Amour was met 400 man cavalerie en 200 huzaren, de laatsten onder de overste Splenyi, uitgezonden ten Westen van Douai. Deze opdracht werd naar het schijnt door overlopers aan de vijand verraden. De Franse luitenant-generaal Broglie liet derhalve een schijnfoeragering houden in de omtrek van Fampoux, waarbij de dekkingstroepen, ter sterkte van 1 2 eskadrons en enige infanterie, in een laagte in hinderlaag bleven. De vooruitgezonden verkenners van St. Amour hadden geen onraad ontdekt, zodat de Keizerlijken in de val liepen en in de flank en van achteren verrassend werden aangevallen. Ondanks dappere tegenstand delfden zij tegen de over macht het onderspit, werden uiteengeslagen en tot een uur van Douai achtervolgd. De huzaren ontkwamen voor het merendeel, namelijk met verlies van 4 officieren en 22 man, binnen Douai. Belangrijk zwaarder waren de verliezen der cavalerie. St. Amour werd krijgsgevangen met nog 8 officieren, 4 wachtmeesters en 224 ruiters. Het totale verlies, dat wij nauwkeurig kennen uit een door I66 'Etat de l'artillerie et des munitions trouvées dans le Quesnoy, le 4 Oct. 1712', bij Pelet £27, 28.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 192