trekken, doch tot ieders verwondering ging de dag voorbij zonder
dat deze troepen op mars gingen. De 28e liepen ook de beloofde
drie dagen uitstel af, nochtans zonder dat het Britse contingent
van zijn plaats kwam.
Eugenius had al dadelijk een vermoeden waar de schoen
wrong, maar de 28e wist hij, van zijn vertrouwensman in de staf
van Ormond, de ware toedracht.
Deze had, na zijn ervaringen van de 2^e en voorafgaande dagen,
zich genoodzaakt gezien aan Villars te berichten, dat hij weinig
hoop had de vreemde onder zijn commando staande huurtroepen
aan de wapenstilstand te doen deelnemen, maar dat hij niettemin
gereed was om Duinkerken te bezetten en de wapenschorsing af te
kondigen, zodra zij aan Franse zijde geratificeerd zou zijn. De
maarschalk antwoordde de volgende dag, dat het bevel tot ont
ruiming van Duinkerken niet door hem maar door het hof zou
worden gegeven, en haastte zich de koning met de stand van zaken
in kennis te stellen, terwijl hij als zijn mening te kennen gaf, dat
zolang van de 66 bataljons en 138 eskadrons van Ormonds leger
slechts 20 bataljons en evenzoveel eskadrons aan de wapenstilstand
zouden deelnemen, hij de koning niet tot de overgave van Duin
kerken verplicht achtte. Dan achtte hij het beter Ormond bij het
leger van Eugenius te laten, waar hij ten minste als een blok aan
het been zou fungeren.
Voysin nam het standpunt van Villars over en trok het bevel
tot ontruiming van Duinkerken in. Het ratificeren van de wapen
stilstand bleef achterwege. Torcy berichtte aan de koningin, dat
de ontruiming der havenstad als onderpand gold voor een wapen
stilstand, mits deze algemeen was en het gehele leger van Ormond
er in was betrokken. Villars kreeg opdracht de Britse generaal
met een en ander in kennis te stellen. Deze stelde dus de afmars uit
en vroeg nieuwe bevelen aan het hof.
De geallieerden kwam het uitstel van pas, daar het hun tijd
schonk tot het veroveren van Quesnoy en het afwerken van de
linies tussen Marchiennes en Denain, die hun aanvoer beveiligden 1).
Intussen was het duidelijk, dat men thans tegenover een crisis in
de Europese politiek stond. Niemand die het helderder inzag dan
de Keizerlijke veldheer. Er was een voorlopig succes bereikt, en hij
1 74
Eugenius aan Karei VI, Haspre 26 Juni; idem aan Sinzendorf 27, 28 en 30 Juni (l.c.p. 160 vlg).
Hoe gevaarlijk de toestand was, blijkt uit hetgeen Eugenius de 28e aan Sinzendorf schrijft.wie
man mir denn weiters vertrauet, dass des Feindes Intention gewesen sei, wann die alliirten Truppen
mit denen Englandern marchirt waren, Marchiennes zu attaquiren, uns durch Wegnehmen desselben
die Communication abzuschneiden und andurch zu obligiren Alles zu thun, was er, der Feind,
gewollt hatte'.