voor de doortrekkende convooien van levensmiddelen, foerage en artillerie. Dientengevolge omvatte zij, behalve het dorp en de abdij van Denain, een groot artilleriepark, terwijl de verdere ruimte werd ingenomen door tenten, stallen, stapels hout, stro, foerage, mesthopen, en talrijke voertuigen. De retranchementen waren van de gewone aard der toenmalige veldversterkingen. Bij het opwerpen ervan had zich echter het bezwaar voorgedaan, dat de grond op een of twee voet diepte uit 'een soort van witte, doch harde krijtsteen' bestond, die met pikhouwelen moest wor den losgemaakt, 't Geen een oneijndige moeijte, kosten en tijt vereijste, en van welke steengront geen goed retrachement lconde gemaekt werden, dewijl sulx (geen vastigheijd hebbende, nogh sigh met de aerde konnende binden) vanselfs afrolde en de gragt vulde op de minste beweeginge, of dat imant alleen de voet daerop sette'. Tengevolge van deze moeilijkheden, alsmede van de omstandigheid dat het retranchement niet op de aanval van een grote troepen macht was berekend, waren wallen en gracht slechts van zwak profiel, ontbrak een vóórgracht en, wat vooral een groot nadeel was, ook een palissadering 1). Onder deze omstandigheden was de enige kans op redding gelegen in de tijdige aankomst van troepen uit het 'grote leger'. De naastbijzijnde waren 14 bataljons welke bij Bermerain waren gekampeerd, op drie uur gaans van Denain, en aan wie Eugenius na zijn aankomst in het kamp order had gezonden met de meeste spoed naar de legerplaats op mars te gaan. Gezien de afstand en de tijd, benodigd voor het overbrengen van de order, was echter de te verwachten hulp op zijn minst zeer twijfelachtig, te meer omdat er de Fransen alles aan gelegen was spoed te betrachten met hun aanval. I93 De kern der zaak was, dat het retranchement was opgeworpen tegen de 'insultes en allarmen' uit Valenciennes en tegen 'sterke vijandelijke partijen en detachementen, die ons des nachts souden hebben konnen inquietteren', dus niet tegen een grote overmacht, nog minder tegen een leger. Ook in de brieven van Eugenius vinden wij geen enkel blijk dat met een aanval op grote schaal ten Noorden van de Schelde ernstig rekening werd gehouden. Het schijnt ons toe, dat de geallieerde legerhoofden van een zekere onderschatting van de tegenpartij niet geheel zijn vrij te pleiten. Wat de rulle grond aangaat is er geen reden aan Albemarle's mededelingen te twijfelen. De vraag is echter nog of b.v. het achterwege laten van een palissadering hiermee voldoende is gerechtvaardigd. Een grondig kenner van de geologie der streek, de heer Duvivier, ingenieur te Bouchain, deelde ons mede dat een krijtlaag inderdaad in de bodem aanwezig is, doch wees er tevens op dat men in de eerste wereldoorlog in alle mogelijke grondsoorten loopgraven en aardwerken heeft kunnen maken. Wij bezitten geen profiel van het retranchement. Daar het van het gewone profiel van soortgelijke veldversterkingen was, mag men, naar analogie van andere linies, als die van Heylissem en Cambrin, aannemen dat het bestond uit een borstwering van iets meer dan manshoogte (7 a 8 voet) en een gracht van pl.m. 18 voet breed en 9 voet diep. Een profiel van een voorgracht vindt men bij Sautai, Malplaquet' p. 17. Zij ligt daar 30 m voor de gracht, en is pl.m. 8 voet diep en 10 voet breed. Het doel was waarschijnlijk de vijand in wanorde te brengen voor het bereiken van het retranchement.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 219