Fechenbach (Keizerlijken), Douglas, en de Paltsische van Issel- bach en Efferen. Van deze hebben de bataljons Van Welderen, Douglas en Efferen het grootst aantal manschappen in de actie verloren, Fechenbach en Isselbach de grootste aantallen van degenen die na de slag terugkeerden. Voor zover hieruit een con clusie is te trekken, is het deze dat het de twee laatstgenoemde regimenten en niet de 'Hollanders' zijn wier standvastigheid te wensen heeft overgelaten. Ook de regimenten van Albemarle en Spaen, de opvolger van DelsupÈche, hebben blijkens de getallen zware verliezen geleden; het meest van alle echter dat van Van Welderen. Summa summarum kan men zeggen, dat van de 17 bataljons er slechts drie waren welke na de slag nog 400 man of meer hadden behouden; de overige waren tot ongeveer de helft of nog minder teruggebracht 1). Uit verschillende verhalen en uitlatingen zou men de indruk krijgen, dat de verdedigers weinig meer gedaan hebben dan na één 'decharge' de vlucht nemen. Dat echter hier en daar nog scherp gevochten is bewijst de door Contades ingezonden staat der Franse verliezen. Deze vermeldt aan officieren 14 doden en m gewonden, aan soldaten 864 doden en 1075- gewonden, zij het ook, dat het aantal gedode soldaten, misschien, naar de gewoonte dei- kapiteins, te hoog is opgegeven2). In het vaderland bracht de tijding van de ramp grote verslagenheid teweeg. Zoals gewoonlijk liepen al spoedig geruchten over 'wan- devoir' en 'achteloosheyt', die de oorzaak van de ongelukkige afloop zouden zijn geweest, geruchten, die nog gevoed werden door brieven uit het leger, waar, zoals steeds bij dergelijke gelegenheden, ieder het zijne over de zaak te zeggen had. Het is duidelijk dat al deze kritiek, rechtstreeks of indirect, neer kwam op het hoofd van Albemarle en misschien ook van Eugenius. Op aandrang van de Gedeputeerden van Utrecht en Stad-en-Lande besloten de Staten- Generaal door de Gedeputeerden te velde een onderzoek te laten x) Over de verliezen der geallieerden: Rousset 3So, 3jiGed. te velde a.d. St.Gl. 26 en 28 Juli (St.Gl. 8230); Tilly a.d. St.Gl. 28 Juli (St.Gl. 5:037); zie ook bijlagen ig t/m 17; Sautai 195, 204; De Gelder, Denain p. 9. Lijst der gevangen generaals en hoofdofficieren: Eur. Mere. 138. Terwijl Albemarle steeds 16 bataljons noemt als bezetting van het retranchement, noemen de ingezonden staten nog het bataljon van Wolfenbuttel (zie ook het plan in Eur. Mere, bij p. 128); vlg. Eur. Mere. 132 ressorteerde dit onder Berckhofifer. Albemarle werd evenals de overige gevangenen naar Valenciennes gevoerd, doch kreeg al spoedig enige dagen verlof naar Doornik tot regeling van zijn zaken; hij vertrok daarop naar Orleans dat hem tot verblijfplaats was aangewezen, doch kwam 13 Augustus te Doornik terug met zes maanden verlof, le Roi etant content de la manière dont ce général avait traité les prisonniers francais' (Arend, l.c. p. 961, Berland p. 125, Sautai, p. 273). 2) Sautai 182 noot 3. 196

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 222