instellen. Eugenius was echter ridderlijk genoeg om het voor zijn
onderbevelhebber op te nemen. In een brief aan Heinsius (van i
September) betuigt hij zijn misnoegen over het onrecht, de generaal
aangedaan, en de te zijnen aanzien gehouden 'impertinente dis
coursen'. De schuld lag volgens de prins bij de troepen. 'II a fait
dans cette occasion tout ce qu'un general prudent, brave et vigilant
peut faire, et si les troupes avaient toutes fait leurs devoirs, la chose
ne se serait pas passée ainsi. Mais quand elles s'en vont après la
première décharge sans les pouvoir retenir, il n'y a pas un general
au monde qui y puisse remédier'1).
Albemarle zelf bracht Augustus, met Verlof te Doornik
vertoevende, mondeling uitvoerig verslag van de actie uit aan de
Gedeputeerden te velde, en 18 September diende hij een schriftelijk
relaas in bij de Staten-Generaal, waarop l£ October een nog meer
in bijzonderheden tredend verslag volgde. De met het onderzoek
der stukken belaste commissie adviseerde 29 October, dat het
relaas voor 'satisfactoir en voldoende' aangenomen behoorde te
worden, met kennisgeving hiervan aan de respectieve provinciën,
waarna de Staten in deze zin resolveerden. Elet relaas van 2£
October is verreweg de uitvoerigste bron voor de actie van de zijde
der geallieerden. Ter voorlichting van de gealarmeerde publieke
opinie werden de er op betrekking hebbende brieven, relazen en
resoluties door de drukpers verspreid in een 'Recueil van brieven,
soo door Prins Eugenius, Gedeputeerden te Velde en Albemarle
geschreven aan Haar Hoog Mog. Over de actie bij Denain op 24
Juli 1712, benevens mondeling en schriftelijk rapport daarop van
Albemarle en de Resoluties daaromtrent van H.H.M.'.
Albemarle was hiermee, voor zover nog nodig, volledig ge
rehabiliteerd. Dat de schuldvraag hiermee geheel is afgedaan zouden
wij daarom nog niet durven beweren. Bij voorvallen als dit komen
meestal enige omstandigheden voor, die men liever niet 'aan de
penne vertrouwen' wil. Achteraf zou men de vraag kunnen stellen,
of het retranchement niet sterker gemaakt had kunnen worden, of
de bezetting niet groter had kunnen zijn, of niet met meer voort
varendheid aan de houten brug had kunnen zijn gewerkt, en vooral
of de infanterie uit Bermerain niet eerder in mars gezet had kunnen
zijn dan elf uur of half twaalf. Aldus brengt men echter de loop der
Res. St.Gl. 4 en 9 Augustus 1712 (Extract in 'Recueil van de brieven'). Eugenius aan Heinsius
1 September in Heins. arch. 1727; id. bij Sautai 274; vertaald in 'Recueil van de brieven' nr. 6 en
Feldzüge, 189, 190.
Eugenius aan Sinzendorf, Poix, 1 Augustus 1712, waar de prins, over de slag sprekende, zegt
und obschon freilich viel dabei zu sagen ware, so wissen Sie aber wohl, dass es mein Brauch
nicht sei, die Schuld auf Jemanden zu werfen' (Feldzüge, Supplement 227).
I97