gebeurtenissen in rekening, welke achteraf bekend is, doch die de betrokkenen niet konden voorzien, terwijl wij bovendien, met name wat de laatste vraag aangaat, niet voldoende met de omstandig heden en motieven bekend zijn. Tenslotte zal men weinig anders kunnen oordelen, dan dat de slechte afloop aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden is te wijten. Ongetwijfeld heeft Eugenius met het beleg van Lan- drecies een gewaagde stap ondernomen. De noodzaak zijn leger over 4£ km te verdelen en het beloop van de aanvoerlijn kort voor de Franse stelling heeft de prins blijkbaar bewust aanvaard, in het vertrouwen dat hij van vijandelijke troepenverplaatsing op grote schaal tijdig genoeg kennis zou dragen tot het nemen van tegen maatregelen. Ten gevolge van Villars' zorgvuldige maatregelen ter geheimhouding is deze verwachting beschaamd. Volgens Franse zegslieden zou de prins aanvankelijk niet aan de aanval op Denain hebben geloofd, en zou dit de reden zijn geweest van het te laat in mars zetten der infanterie. Opmerking verdient ook dat Eugenius zich eerst laat naar Denain begaf, hoewel hij, naar de mededeling van Albemarle, reeds om 7 uur de eerste melding van 's vijands mars ontving. Ook hiervoor zijn verschillende verklaringen moge lijk, doch bij gebrek aan gegevens kunnen wij hier slechts het gebied der gissingen betreden De Oostenrijkse schrijvers zoeken de oorzaak van het echec uit de aard der zaak niet bij de opperbevelhebber, maar bij de Hollandse Gedeputeerden, die hardnekking geweigerd zouden hebben de aanvoerlijn over Bergen te verleggen. Helaas noemen deze schrij vers geen bron, en noch Eugenius, noch de Gedeputeerden melden iets van een dergelijke controverse. Wij weigeren dan ook aan het bericht geloof te hechten, niet alleen krachtens dit 'argumentum ex silentio', maar vooral omdat de zaak uit krijgskundig oogpunt hoogst onwaarschijnlijk geacht moet worden2). Dat aan Franse zijde geestdrift heerste over de overwinning, die na lange jaren van schier onafgebroken tegenspoed het getij eindelijk ten gunste van het zwaar beproefde Frankrijk deed keren, is niet te verwonderen. Villars mocht er zich op beroemen de geduchtste zijner tegenstanders te hebben verschalkt, en de krijgsmacht der bondgenoten onder diens ogen een zware slag te hebben toegebracht. Zijn krijgsroem werd echter wel enigermate verminderd door het Aan Franse zijde was de overtuiging algemeen, dat Eugenius het gevaar voor zijn rechtervleugel niet tijdig inzag en de mars van Villars aanvankelijk voor een 'gasconnade' hield (Sautai 214, 189). De Vogué, T. II. p. 39; zie ook Vegelin 8 September bij Sautai 271, '72. 2) Zie noot 1 op pag. 182. 198

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 224