Het was vooral Hop, die tegenwerpingen maakte, te meer daar
hem bekend was, dat de voornaamste Staatse generaals, als Fagel,
Dopf en Hompesch, een andere mening waren toegedaan. Besloten
werd voorlopig, dat de volgende dag de rechtervleugel van het leger
nader bij de linker zou worden aangetrokken, dat men het beleg nog
in statu quo zou laten, dat Vegelin intussen naar Bergen zou gaan
om de mogelijkheid van het betrekken van proviand en artillerie te
onderzoeken, en dat men de volgende dag verder zou beraadslagen.
Op deze tweede vergadering, waarbij de Gedeputeerden, tegen
de gewoonte, ook de Staatse generaals der infanterie en der cavalerie
hadden uitgenodigd, en waar zij, zoals Eugenius zegt, 'mehr Furcht
zeigten als sie vorhin gethan haben', ging de discussie vooral om de
aanvoer vanuit Bergen, de mate waarin deze beveiligd zou kunnen
worden, en om de veiligheid der veroverde steden aan de Schelde,
Deulle en Scarpe. Wat het laatste aangaat betoogde Eugenius, dat,
mocht de vijand een dier steden belegeren, men nog altijd met het
gehele leger tot ontzet kon oprukken. Bovendien kon men met een
sterk cavaleriekorps bij wijze van diversie een inval in Noord-
Frankrijk doen. Door op Bergen terug te gaan zou men ook deze
laatste troef uit handen geven. De aanwezigen lieten zich belezen
door de met kracht voorgedragen argumenten van de grote veld
heer, en besloten werd, het leger in zijn tegenwoordige positie te
laten, te Quesnoy een grote meelvoorraad te verzamelen en af te
wachten wat de vijand zou ondernemen.
Bij deze gelegenheid klaagt Eugenius jegens Sinzendorf 'dass
sich die zwei extraordinari Deputirten solche airs geben, die andere
nie gezeigt haben'. Met name gold dit van Welderen, die bijna
alleen het woord had gevoerd. De prins wilde echter niet dat
Sinzendorf hierover officieel zou klagen, omdat hij overigens met
de genoemde Gedeputeerden 'in einer gar guten correspondenz'
stond x).
Intussen had de prins reeds de dag na het gevecht op aanraden van
Welderen, ook Heinsius omtrent de nieuwgeschapen toestand in
gelicht, en ook jegens de raadpensionaris betoogd, dat politieke
zowel als militaire redenen het voortzetten van de operatiën op de
bestaande voet vereisten2).
Overeenkomstig het besluit van de vorige dag maakte de rechter
vleugel de 26e een beweging naar links, zodat hij kwam te staan bij
Beaudignies, ten Zuidwesten van Quesnoy. De linker bleef bij
Ged. te velde aan Fagel 26 Juli (St.Gl. 8230); Eugenius aan Sinzendorf 2$ en 27 Juli, aan de
keizer 27 Juli (Feldzüge, Supplement 217 vlg).
2) Bermerain 2$ Juli 171 2 (Heins. arch. 1727); Feldzüge, Supplement 218.
20I