dezelfde morgen gehouden tussen Eugenius, Tilly en de Gedepu teerden werden de gevolgen onder de ogen gezien. In de eerste plaats diende men zich er rekenschap van te geven, dat de artillerie en vooral de munitie, benodigd voor het beleg van Landrecies, thans van elders en voornamelijk wel uit de Republiek zou moeten worden betrokken en dat hiermee op zijn minst 14 dagen gemoeid waren, gedurende welke tijd het leger weinig zou kunnen uitrichten. De levensmiddelenvoorziening zou gedurende die tijd slechts met zware inspanning kunnen worden gaande gehouden. Dit was ten duide lijkste gebleken bij het eerste convooi, dat men op de 30e had ontvangen. Wegens berichten omtrent vijandelijke troepenbewe gingen aan de kant van Valenciennes was toen de erfprins van Hessen-Kassel met 40 eskadrons naar die zijde uitgezonden, zodat ongeveer 63- eskadrons ter wille van het convooi op mars waren geweest, behalve nog de infanterie. Indien de broodvoorziening ook maar enkele dagen stokte, waren de grootste ongeregeldheden en excessen van de vreemde troepen te verwachten, gelijk reeds in de afgelopen dagen gebleken was. Aan Sinzendorf schreef Eugenius dan ook (4 Augustus) dass Niemand glauben noch sich ein- bilden könne, wie schwer es sei, eine so zahlreiche und von vielerlei Nationen bestehende Armee zu commandiren, particulariter wann so zu sagen, nur einen Augenblick Brod und Verpflegung mangein thut Er liepen reeds geruime tijd geruchten, dat de vijand voornemens was Douai te belegeren. Wilde men dit beleg verhinderen, dan kon dit, daar het bruggehoofd van Bouchain geblokkeerd en tevens van te geringe capaciteit was, slechts geschieden door bij Doornik over de Schelde te gaan, of wel door met een sterk korps ruiterij een inval in Champagne of Picardië te doen, na het detachement van Coigny, die met 30 eskadrons om en bij Catelet stond, te hebben verdreven. Van een zodanige diversie meende men echter weinig effect te kunnen verwachten, omdat het uit te zenden korps uit verplegingsoverwegingen reeds na 6 tot 8 dagen terug zou moeten keren. Met de gegeven toestand voor ogen, meende zelfs Eugenius zich niet langer te moeten verzetten tegen de aandrang der Gedepu teerden en van de Staatse generaals. Toch kostte het nog moeite genoeg hem van het beleg van Landrecies, feitelijk tot een prestige- zaak geworden, te doen afzien. De vrees der Hollanders voor hun steden kwam hem overdreven voor, maar hij wilde niet dat een storm van verontwaardiging tegen hem zou opsteken, indien er iets met de broodvoorziening spaak liep. 20 s

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 231