was geweest, er niet gemakkelijker op. Jegens Sinzendorf klaagde deze, 'dass Niemand glauben k'ann, was man mit diesen Leuten tragen müsse und wie schwer mit ihnen auszukommen sei' l). De ie Augustus trof de keizerlijke veldheer de beschikkingen voor de mars. Vegelin werd verzocht te Bergen een zo groot mogelijke voorraad brood te laten bakken. Hetzelfde diende te geschieden in Doornik en Rijssel. Grovestins, die na zijn lange tocht 31 Juli des morgens uit Brussel in Bergen was aangekomen, kreeg opdracht vandaar naar Doornik te marcheren, en te zorgen, dat drie bataljons uit Gent en Maastricht, die te Brussel waren en bevel hadden zich eveneens naar Doornik te begeven, aldaar veilig zouden aankomen. Verder moest hij de vijand zoveel slechts mogelijk was 'incommo- deren', vooral met zijn huzaren. De 2e begaf het geallieerde leger zich in drie colonnes op mars. Het korps van Anhalt-Dessau verliet het kamp voor Landrecies en marcheerde langs de linker oever der Sambrede beide andere Westelijk van het grote bos van Mormal. Het geschut, voor zover voor Landrecies aanwezig, werd naar Quesnoy teruggevoerd. Die dag werd een kamp betrokken tussen Bavay en Taisnières, met het hoofdkwartier in laatstgenoemde plaats. De 3 e werd de mars voortgezet totdat een kamp werd betrokken in de lijn Bergen-Havay, met het hoofdkwartier te Bellian. Twaalf eskadrons dekten tijdens de mars de linkerflank tegen Condé. De volgende dag marcheerde het leger door en om Bergen, over de Trouille en Haine tot in de lijn Chièvres-St. Denies, met het hoofd kwartier te Cambrin. Vóór de afmars waren twee bataljons in Bergen gelaten tot versterking der bezetting, gelijk ook reeds twee bataljons in Quesnoy en een in Bouchain waren gezonden. Zo bleek alweer dat men, eenmaal in de verdediging gedrongen, het veld leger steeds meer moest verzwakken om allerlei bedreigde of even tueel bedreigde plaatsen te voorzien. Daar Eugenius bovendien berichten had ontvangen aangaande een detachement van 16 eska drons, dat van de Rijn naar het Franse leger in de Nederlanden onderweg zou zijn, terwijl er sprake zou zijn van nog een detache ment, vroeg de prins de tussenkomst van het Weense hof om insgelijks troepen uit Duitsland ter versterking te mogen ontvangen. Het blijkt echter niet dat van de afzending van dergelijke troepen iets is gekomen. Van de toestand bij Douai wist men nog weinig. Bekend was echter dat de vijand Pont a Rache had bezet en met troepen bij Eugenius aan Sinzendorf, Seclin 8 Augustus (Feldzüge, Supplement 239, '40); Hop aan Heinsius, Mons 3 Augustus l.c. 207

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 233