Hoewel dus van een 'generale bataille' moest worden afgezien,
bleef de mogelijkheid de vijandelijke linies op een beperkt front te
doorbreken en op deze wijze tot Douai door te dringen. Hiervoor
kwam de sector van Pont a Rache en Belleforière in aanmerking,
waar het fort d'Escarpe kort achter de Franse linies lag, en de vijand
van zijn overmacht geen gebruik zou kunnen maken. Op voorstel
van Eugenius werd besloten naar die zijde te marcheren en te zien
wat tegen het genoemde stellinggedeelte zou kunnen worden
ondernomen1).
De i 2e Augustus ging het leger hiertoe op mars, de zware bagage
in het kamp van Seclin achterlatend. Het gros der infanterie betrok
een stelling tussen Raimbeaucourt en St. Roch (tussen Flines en
Coutiches). Behalve het veldgeschut, dat 146 stukken telde, werden
20 zware kanonnen, uit Rijssel, Doornik en Meenen afkomstig,
meegevoerd, om de vijandelijke retranchementen 'overhoop te
schieten'. Een sterk detachement cavalerie en infanterie posteerde
zich bij Carvin om het oog op de Deulle te houdeneen cavalerie-
korps onder Athlone waakte op de linkervleugel tegen de Scarpe.
De rest der cavalerie en enige infanterie bleef in het kamp van
Seclin. Het nieuwe hoofdkwartier werd gevestigd te Chateau-lieu.
Een aanzienlijke voorraad fascines en horden werd vervaardigd om
grachten te dempen en moerassige terreinen begaanbaar te maken.
Een en ander kon niet zo vlug geschieden of Villars was tijdig van
het doel van de mars op de hoogte. Met ijver werden de werken op
het bedreigde front verzwaard, en nieuwe achter de bestaande op
geworpen. De troepen van Broglie en Albergotti, voor de ver
dediging van deze sector bestemd, werden door van elders ontboden
brigades versterkt. Deze maatregelen, gevoegd bij de nog door
inundaties vergrote sterkte der positie, waren voldoende om de
geallieerden van de aanval te doen afzien. Voorlopig bleef hun leger
ter plaatse, doch het is duidelijk dat de kans op het bereiken van het
beoogde doel met de dag afnam 2).
Voor Eugenius waren het verdrietige dagen. De vreemde hulp
troepen, die voorheen in Britse soldij waren geweest, waren onte
vreden omdat hun verpleging nog steeds niet was geregeld, een zaak
waarvoor de prins reeds herhaaldelijk had gewaarschuwd. Het gold
vooral de Pruisen, Saksen en Denen die hem hierom lastig vielen,
zodat hij zelfs de 14e aan Sinzendorf schreef: wann man
nicht bald mit ihnen richtig und der Verpflegung halber die Sache
x) Hop aan Heinsius, Rijssel 10 Augustus I.e.; Feldzüge, Supplement 243.
2) Ged. aan Fagel 18 Augustus l.c. Pelet 101, 102. Verdere bijzonderheden in Eur. Mere. 181, 182,
waar ook gebruik is gemaakt van de brief van Tilly a.d. St.Gl. 15 Augustus (St.Gl. £037).
2IO