andere 'vuurwerken' en tot het in brand steken van 's vijands fascinedammen en galerijen1). Het grootste euvel was en bleef de zwakke bezetting, die vooral in het oog springt als men bedenkt dat Albergotti twee jaar te voren over een garnizoen had beschikt van 18 bataljons en een regiment dragonders, of ongeveer 7^00 man. De zware wachtdienst, gebrek aan slaap en het pionierwerk, veelal op plaatsen waar het allesbehalve veilig was, moesten wel schier bovenmenselijke eisen stellen aan moreel en uithoudingsvermogen der verdedigers. Dat deze tot het einde toe met goede wil en krijgsgeest bezield zijn gebleven, is zeer zeker in de eerste plaats aan Hompesch te danken. Terecht getuigt Rousset van deze grote soldaat: 'De Graaf van Hompesch boodt zulk een wakkeren tegenstandt, dat daar door alleen zijne Geheugenisse konde vereeuwigt worden, schoon men alle zijne voorige groote daden mogte vergeeten' Behalve door zijn voorbeeld hielp de gouverneur de goede geest be waren door een bij uitstek praktisch middel, namelijk het doen, waar het pas gaf, van extra uitkeringen aan de soldaten en officieren (met uitzondering van de hoofdofficieren)een billijke en feitelijk altijd nog slechts povere beloning voor de doorstane gevaren en 'fatigues'. Onder Hompesch voerde de kolonel Flohr het bevel over het garnizoende technische leiding der verdediging berustte bij de kolonel Hertel, als directeur van de 'loopgraven' 3). Aan Franse zijde voerde de luitenant-generaal Albergotti (de verdediger van 1710) het bevel over het beleg, bijgestaan door Valory als commandant der genie, Destouches van de artillerie. Het insluitingsleger telde 40 bataljons en 34 eskadrons. Het belegeringspark werd ingericht ten Oosten van de stad, bij Dechy. Uit de naaste Franse vestingen en uit Marchiennes werden hier ^6 kanonnen en 24 mortieren aangevoerd, benevens het verdere materieel. Duizend wagens werden hiertoe uit de grens provinciën betrokken. Het duurde echter nog tot de tweede helft van Augustus eer de artillerie te Dechy was aangekomen. De cavalerie zorgde als gewoonlijk voor de aanvoer van fascines3). De 2e Augustus werd de stad volledig ingesloten, en de Molinet afgedamd bij de veelomstreden post van Arleux. De volgende dag begon reeds het werken aan de circumvallatie, speciaal tussen Y?0Ide toestand der vesting bij de aanvang van het beleg is belangrijk de'Verklaring van de noordomcieren bmnen Douay' van s September 17.2 (St.Gl. So37a). Hoewel gedateerd op 5 Sep tember bevat de verklaring het verhaal van de bestorming en het slaan van de chamade op resp 7 en 8 september. r r 2) Rousset 352. Eur. Mere. 240. Staat en positie van het insluitingsleger bij Pelet 517-520.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 241