genoemde of 'tweede' bedekte weg schijnt nog scherp gevochten te zijn. De Europische Mercurius althans maakt melding van twee afgeslagen aanvalleneen op de 2 je en een in de morgen van de 26e. De belegerden verloren volgens hetzelfde bericht een sergeant en 14 man aan doden, een kapitein en 17 man aan gewonden. Van de verliezen der aanvallers vinden wij geen melding gemaaktvast staat echter wel, dat zij zich op een deel van de bedekte weg logeerden. Vervolgens begonnen zij met het vullen van de 'capitale gragt'. De 27e Augustus bestormden zij het in de gracht gelegen ravelijn; des namiddags van die dag waren de bruggen voltooid tot aan de voet van de bressen, toen de commandant de chamade liet slaan. Terugtrekken naar de stad was onmogelijk, daar de halverwege gelegen redoute terzelfder tijd werd aangevallen. De capitulatie, die bij aanbood, werd geweigerd, en er zat niet anders op dan zich met zijn dappere bezetting, die van 400 tot 2^0 combattanten was geslonken, krijgsgevangen te geven. De volgende dag werden de gevangenen, zoals wij lezen, naar Amiens afgevoerd. Achttien kanonnen vielen de belegeraars in handen1). Voor de stad stond de zaak der belegerden tot nog toe niet ongunstig. Er was nog geen enkel buitenwerk verloren gegaan, en de verliezen bleven binnen redelijke grenzen. Sedert het leger der geallieerden de 26e het kamp van Raimbeaucourt had verlaten en naar Seclin was teruggekeerd, was er weliswaar geen kans op ont zet, maar Hompesch hoopte de verdediging te kunnen rekken tot de intrede van het natte jaargetij de vijand althans van verdere belegeringen zou afhouden. Voor de vijand was dit echter een aansporing te meer om, nu het fort gevallen was, zich met ver dubbelde nadruk tegen de stad te wenden, waarbij het aflopen van het water hem de gelegenheid schonk de aanval bij de attaque aan de zijde van de poort van St. Eloy, die een week stil had gelegen, met ernst te hervatten. Bij de verdedigers begon zich thans het gebrek aan geld, kogels, vuurstenen en 'schietgeweer' te doen gevoelen. Om in het eerste te voorzien zag Hompesch zich genoodzaakt, nog 24 000 gulden van de magistraat te vorderen, nadat hij tevergeefs getracht had op eigen krediet geld bij de bankiers op te nemen. Over de houding van magistraat èn burgerij was de gouverneur zeer wel tevreden, hoewel van actieve medewerking, die het zwakke garnizoen zeer te stade zou zijn gekomen, geen sprake was 2). 2l8 J) Pelet 104. Eur. Mere. 242. Vie de Villars II-229-230. Volgens deze trok 1350 man uit het fort, niettegenstaande er slechts 400 man lag. Ged. te velde a.d. St.Gl. 22, 2g, 29 Augustus. 2) Hop aan Heinsius, Rijssel 28 Augustus.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 244