inhielden. De omstandigheden waren nu echter anders, en Villars
eiste overgave op de voet van de capitulatie van Quesnoy, dat is
krijgsgevangenschap. Hompesch zag zich na gehouden krijgsraad
genoodzaakt, zich hierbij neer te leggen. De 9e 's morgens werd
een poort ingeruimd, en de daarop volgende dag verliet het garni
zoen de stad, om naar Bavay te worden vervoerd. Hompesch, de
kolonels en enige andere hoofdofficieren kregen zes maanden verlof.
Volgens Pelet telde het garnizoen bij de uittocht 1900 combat
tanten, 200 officieren inbegrepen; 1200 zieken en gewonden
bleven in de hospitalen te Douai achter. Deze getallen rijmen zich
niet wel met de mededelingen van geallieerde zijde, welke spreken
van een sterkte aan combattanten van nog geen 1200 man en een
aanvankelijke sterkte van 2800 man, zonder de bezetting van het
fort d'Escarpe.
De belegerden hadden omstreeks 200 man aan doden verloren;
het aantal gewonden vinden wij opgegeven als 900.
De Fransen vonden, behalve de reeds eerder genoemde artillerie,
aanzienlijke voorraden in de stadvolgens de opgaaf van Pelet zelfs
200 000 pond buskruit; voorts onder anderen 2^00 zakken meel en
6000 zakken haver1).
De verdediging van Douai neemt een eervolle plaats in onder de
verrichtingen in deze oorlog. Het is waar, wat Pelet opmerkt,
namelijk dat Albergotti de stad $4., Hompesch 24 dagen na het
openen der loopgraven had verdedigd. Het 2 a 2% maal zo sterke
garnizoen van de eerste verklaart echter voldoende het verschil.
Dat de Fransen de laatste jaren meer aan het verdedigen dan aan
het belegeren van steden hadden gedaan was duidelijk te bemerken
geweest, en zonder dat zou, althans naar de mening der maar
schalken, het beleg van minder lange duur en minder kostbaar zijn
geweest. Onenigheid tussen de officieren der artillerie en die der
genie had zich aanhoudend voorgedaanaan Albergotti ontglipte
de algemene leiding, zodat de elkaar afwisselende generaals in de
attaques op eigen hand te werk gingen. Ook werd als een fout be
schouwd dat men de inneming van het fort aan die van de stad had
doen voorafgaan. De geallieerden hadden zich in 1710 niet om het
fort bekommerd, totdat het bij de capitulatie in de val der stad
werd meegesleept 2).
x) Eur. Mere. 243, 244, alwaar de capitulatievoorwaarden. Pelet 109, 110. Hompesch bericht de
2£e September uit Bergen aan Heinsius dat hij nog geen nauwkeurige opgaaf had van de doden en
gewonden tijdens het beleg. Hij zendt die dag een journaal in, en 13 October een lijst van de offi
cieren, die hij een voorlopige aanstelling had gegeven ter vervanging van gesneuvelden. Het journaal
en de lijst hebben wij niet aangetroffen.
2) Pelet 110.
222