Wij wagen het niet een oordeel over deze kritiek uit te spreken. Opgemerkt dient echter, dat de val van het fort de middelen aan de hand deed om de inundatie, die het beleg zeer belemmerde, te doen aflopen. De geallieerden behoefden zich indertijd niet met het fort op te houden, omdat op het front waartegen zij de aanval richtten geen inundatie van betekenis gesteld kon worden. PLUNDERING VAN THOLEN; INSLUITING VAN QUESNOY Dat de Fransen een belangrijke vesting als Douai hadden kunnen belegeren en innemen onder het oog van de beroemde Keizerlijke veldheer en diens legermacht, was voor de bondgenoten voorzeker een pijnlijke teleurstelling, en voor geheel Europa het bewijs, dat de schaal van het krijgsgeluk ten voordele van de eenmaal zo diep vernederde zonnekoning was doorgeslagen. De vraag was thans aan de orde of op deze Franse zegepraal nog verdere zouden volgen. Daarvoor kwamen ten Noorden der rivieren Rijssel, Doornik en Meenen in aanmerking, in het Zuiden Quesnoy en Bouchain. Waren de eerste in voldoende mate tot een beleg toegerust geweest, dan had Eugenius, terwijl de Fransen nog voor Douai werden bezig gehouden, zijn leger naar het gebied ten Zuiden van de Schelde kunnen verplaatsen en het verlies der twee laatstgenoemde waar schijnlijk nog kunnen voorkomen. Op 18 Augustus was echter aan het licht gekomen, dat dit geenszins het geval was, zodat, hoewel de kans op ontzet van Douai feitelijk reeds was verkeken, het geallieer de leger verplicht was, ten Noorden der rivieren te blijven totdat de nodige convooien over de Schelde en Lys zouden zijn aangekomen. Veel hing dus af van de tijdige aankomst dier convooien, te meer omdat Villars over Denain in twee dagmarsen Eugenius over Doornik en Bergen eerst in zes of zeven - in de omtrek van Quesnoy zou kunnen aankomen. Elelaas was de aankomst dier zendingen niet voor de eerste dagen van September te verwachten. Intussen had het verblijf van het leger in het kamp van Raim- beaucourt weinig zin meer. De 26e Augustus werd dit kamp dan ook opgebroken en het vroegere tussen Seclin en Pont a Bouvines opnieuw betrokken. De artillerie en treinen waren reeds twee HOOFDSTUK XII (Zie schets nr 10) 223

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 249