Voor de geallieerden was thans de vraag, of nog een laatste
poging moest worden gedaan om Quesnoy, en daarmee ook
Bouchain, te redden. Met dit doel toch was de mars ondernomen,
hoewel Eugenius reeds van huis uit twijfelde aan de medewerking
der Gedeputeerden. Deze werden steeds onhandelbaarder. Zij
hadden alle 'Hoffnung und Muth' verloren, schreef de prins reeds
y September. Blijkbaar hadden zij geen vertrouwen in de mogelijk
heid, Quesnoy te redden, noch de overtuiging, dat de Republiek
in de huidige omstandigheden met het behoud der vesting zeer
gebaat zou zijn. Ook waren moreel en tucht er bij de troepen niet
op vooruit gegaan, noodzakelijk gevolg van de tegenslagen en de
gedwongen werkloosheid van de laatste weken. Reeds 18 Augustus
schreef Eugenius aan de gezant van Polen: 'En attendant, l'ardeur
dans l'armée se ralentit et il semble qu'on ne se soucie guère de
perdre une place ou de la conserver' 1).
De positie, die Eugenius de ioe had ingenomen, was als uit
gangsstelling bedoeld, blijkens de woorden van de prins: 'Ich
habe mich mit der Armee a portée gesetzt, um etwas thun zu
können'. Zij lag op 20 km van de vijandelijke stelling. De 11e doet
de Keizerlijke veldheer een laatste voorstel om tot een slag te
komen. Het gold die avond naar de vijand op te rukken en bij het
aanbreken van de dag de aanval in te zetten tussen 's vijands cen
trum en rechtervleugel. Zowel militaire als politieke gronden
voerde Eugenius voor zijn plan aan. Wat het laatste aangaat be
toogde hij dat men de slag gerust kon riskeren, omdat men de
slechte vredesvoorwaarden, welke Engeland en Frankrijk aanboden,
na een nederlaag altijd nog kon krijgen, vooral omdat Engeland ook
zelf bij de barrière belang hadmilitair, zo verklaarde hijstonden
de kansen gunstig, zowel omdat de vijand een flink garnizoen in
Douai had moeten achterlaten tot herstel van de werken, als wegens
de uitgestrektheid van zijn stelling. Weliswaar was hij begonnen
zich te verschansen, maar deze verschansingen konden nog niet
in zo gevorderde staat zijn of de aanval was mogelijk.
Zoals Eugenius wel gedacht had, vond zijn betoog bij de Gede
puteerden een slecht gehoor. De aanval op een zeer overmachtige
vijand in een versterkte stelling moet hun te veel naar va-banque
politiek hebben geroken. Waarschijnlijk achtten zij ook de prijs de
inzet niet waard, en men kan hun hierin moeilijk ongelijk geven.
Een overwinning was uit de aard der zaak niet uitgesloten, hoewel
bij de gegeven krachtsverhouding hoogst onzeker. Aan een tweede
Feldzüge, Supplement 2 go.
229