volgens verzocht een kapitein vanwege de gouverneur een onder houd met De la Rue. Deze nam de voorzorg een getuige bij de hand te hebben, waartoe hij een officier van het Spaanse regiment Salablanca verzocht. Het voorstel dat de kapitein overbracht bestond, naar men zegt, hierin dat La Rue, indien hij het fort overgaf, kon rekenen op het bevel over een regiment dragonders, een jaarlijks pensioen van £000 livres en een geschenk ineens van io ooo patacons. Maar de partijganger antwoordde dat de heren, voor wie hij het fort had veroverd, hem wel zouden belonen, en dat hij geen verrader dacht te worden. De Franse bevelhebber maakte nog enige aanstalten alsof hij de plaats wilde belegeren, maar trok al spoedig terug uit vrees van zich de terugtocht op Ieperen te zien afgesneden. Inderdaad rukte de prins van Holstein-Beck met bataljons uit Rijssel op om het fort zo nodig te ontzetten, doch deze troepen behoefden niet meer in actie te komen. Voor de geallieerden was het innemen dezer toekomstige barrièrevesting een mooi succes, te meer omdat zij er een welkome buit aan materieel aantroffen. Als zodanig vinden wij vermeld 9 kanonnen, 700 snaphanen, 1300 gevulde en 2000 ongevulde hand granaten, 25 000 pond buskruit en 13 000 pond lood. De la Rue bracht persoonlijk rapport uit aan de Hoog Mogenden in Den Haag; hij en zijn metgezellen werden met 'advancementen en giften ge- recompenzeert hij zelf werd een welverdiende beloning be vorderd tot luitenant-kolonel BELEG VAN BOUCHAIN EINDE VAN DE VELDTOCHT Villars had reeds vroegtijdig maatregelen genomen om te verhinderen, dat versterking in Bouchain werd geworpen. De 18e September was tot dit doeleinde een brigade cavalerie te Haspre aan de Celle geposteerd en een troep van 100 paarden aan de Sensette. HOOFDSTUK XIV (Zie schets nr 12) Eur Mere. 273-275; Fr. Ruerinck, adjudant v.h. regiment Salablanca, aan de intendant Brielle, 7 October en Vegelin a.d. St.Gl., Warneton, 9 October. Beide in St.Gl. 8230; Eugenius aan Karei VI, Bellian 9 en 12 October (Feldzüge, Supplement 303, 308); Lamberty VII p. 219. 237

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 263