oud, waarvan hij er dertig met grote onderscheiding de wapens had gedragen, zou het aan de activiteit en energie, welke voor het bevel in een belegerde vesting vereist worden, zeker niet laten ontbreken. De plaatsmajoor Willem van Keppel stond hem als een waardevol medewerker ter zijde 2). De artilleriebewapening bestond uit 23 kanonnen, 2 mortieren en 2 steenmortieren. Aan kruit en kogels was, te oordelen naar het vuur, geen gebrek, en evenmin aan levensmiddelen; wij horen althans dat de bezetting een 300-tal schapen en enige koeien binnengebracht had, en dat zeer kort voor het beleg nog een con- vooi met meel was aangekomen. Evenals bij Quesnoy waren ook hier de vestingwerken na het laatste beleg uitgebreid en verbeterd. Eensdeels bestond dit hierin dat de vóór het beleg van 1711 aangelegde flêches in betere staat werden gebracht; in het Franse journaal worden zij thans 'lunetten' genoemd, namelijk twee ten Westen, een ten Oosten van de boven stad, en een voor het (Noordelijk) 'Bastion des Pouders' (nummer 2). De zwakste plaatsen waren gebleken te zijn de twee bastions 1 en 4 aan de Sensette. Tot betere dekking van respectievelijk de linker en rechter face dier bastions had men daarom bij het eerstgenoem de de linker face van de voorliggende contregarde 30 verlengd, en vóór het bastion 4 een zogenaamde couvreface aangelegd. Reeds tijdens het vorige beleg was er een uitgebreid stelsel van tegen- mijnen. Of onder Grovestins' bewind ook hieraan nog is gewerkt blijkt niet met zekerheid. De bodem leent zich ter plaatse uitstekend voor het graven van mijngangen, zodat de meeste zelfs geen bekle ding nodig hadden. Bij andere moet een houten bekleding aanwezig zijn geweest; naar het schijnt was alleen de contrescarpgalerij waarvan een deel nog in wezen is, met metselwerk bekleed. Mijngangen bevonden zich onder alle (zes) ravelijnen en contre- gardes, onder de contrescarp en voorts onder het glacis, met name aan de zijde van de lunet 34, voor de contregarde van het bastion 2 2). Het behoeft geen betoog, dat de vestingwerken onmogelijk naar de eis konden worden bezet en verdedigd, zelfs al lieten wij de gehele benedenstad nog buiten beschouwing. Had men de gang van zaken kunnen voorzien, denkelijk zouden de lunetten achter wege zijn gebleven. 239 Grovestins had (EurMere. 182) 10 Augustus het bevel weder op zich genomen en tegelijkertijd een convooi van 100 wagens binnengebracht, met een escorte van 300 paarden van uit het leger en 2 eskadrons uit Doornik. Gezien de Franse garnizoenen in de omliggende plaatsen moet dit een moeilijke opdracht zijn geweest. Journal du siège.' Bijzonderheden aangaande de mijnen werden met grote welwillendheid ver strekt door wijlen de heer J. Duvivier, ingenieur te Bouchain.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 265