toestemming om te Versailles zijn opwachting bij de koning te
maken; het blijkt echter niet of deze audiëntie al of niet heeft
plaats gevonden. Intussen had hij te Chartres reeds zes maanden
verlof op zijn woord van eer ontvangen om zijn zaken in het vader
land te regelen. Het sluiten van de vrede onthief hem van de ver
plichting naar Frankrijk terug te keren1).
De inneming van Bouchain besloot de lange rij van krijgsdaden
uit deze oorlog. Lodewijk xxv zou nog gaarne Hoei aan de gemaakte
veroveringen toegevoegd hebben gezien, doch toen Villars wees
op het gevorderde jaargetij, met alle bezwaren welke dit voor
verdere operaties zou meebrengen, op de behoefte aan rust voor de
troepen en op verplegingsmoeilijkheden, legde de koning zich hierbij
neer, en gaf hij toestemming tot het betrekken der winterkwartie
ren, zodra de geallieerden hiertoe het voorbeeld zouden geven2).
Aan de zijde der geallieerden maakten de winterkwartieren reeds
sedert het begin van September een punt van bespreking uit. Het
was nog steeds niet zeker of het volgend jaar een nieuwe veldtocht
al of niet nodig zou zijn. Op voorstel van Eugenius besloten de
Staten dan ook, dat de Keizerlijke en andere bondgenootschappe
lijke troepen de winter nog in de Nederlanden zouden doorbrengen,
waarbij brood en foerage voor de Keizerlijken wederom vanwege
de Staat zouden worden bekostigd. Eind September zond de prins
daarop een project in van de dislocatie der Keizerlijke troepen,
waarbij deze deels in Brabant en Henegouwen deels om deze
gewesten, die reeds veel schade van de doortrekkende legers
hadden ondervonden, niet nog meer te belasten - in de bisdommen
Keulen en Luik zouden worden gelegerd.
Uit de aard der zaak had dit levendige protesten van de betrokken
gewesten ten gevolge, evenals van de generaal Wrangel, de Staatse
bevelhebber te Brussel, die bezwaar maakte onder een Keizerlijke
generaal te worden gesteld. Na nieuwe conferenties, waarbij Sin-
zendorf de Keizerlijke belangen vertegenwoordigde, kwam een
definitief project tot stand, volgens hetwelk de Keizerlijke en
Paltsische troepen in de reeds genoemde gewesten zouden legeren,
terwijl de Hannoveranen aan de Demer, in Roermond, Maastricht en
enkele andere plaatsen, de Denen in Rijssel, Kortrijk en Mechelen,
de Saksen in Maastricht en Leuven, de Pruisen in het Keulse zouden
overwinteren. De Engelsen bleven in Gent en Bruage; de verdere
steden bleven ter beschikking van de Staatse troepen. Alleen de
1) Hierover: Berland, 'Growesteins', p. 138, 139.
2) Pelet 121, 122.
243