eiland Ibiza en de Spaanse kust te onderscheppen, wat echter niet gelukte. Wij vermeldden reeds dat, nadat het Britse eskader naar Port-Mahon was teruggekeerd, Pieterson zich verdienstelijk maakte door achtereenvolgens twee troepentransporten van Vado naar Barcelona over te brengen. Intussen had hij, in opdracht van de Staten-Generaal, drie schepen van zijn eskader met geschenken af gezonden naar Tunis, Algiers en Tripolis, ter bekrachtiging van een reeds vroeger met deze roofstaten gesloten vrede. In September keerde het eskader, gelijk men weet, naar het vaderland terug x). In de Noordzee worden geen krijgsbedrijven vermeld. Evenals in het vorig jaar waren wel enige schepen uitgerust, doch deze werden niet tot een eskader verenigd maar tot versterking van de convooien gebruikt 2). Het bovengenoemde eskader, dat Toulon had verlaten, ter sterkte van 6 linieschepen en 2 fregatten, stond onder bevel van Jacques de Cassart. Deze zeilde, na aan de geallieerden ontsnapt te zijn, de straat van Gibraltar uit. Eerst veroverde en plunderde hij het kasteel San Jago, op een der Kaap Verdische eilanden, daarna zeilde hij naar de Leewards Islands (een groep van de Kleine Antillen), om zich in het najaar voor Paramaribo te vertonen, dat hij voor 730 000 gulden brandschatte. Een zijner onderbevelhebbers, Movans, voer naar Berbice, dat 31 000 gulden moest betalen, en tenslotte bracht Cassart in het voorjaar van 1713 een bezoek aan Curapao, hetwelk dit eiland op 1 po 000 'stukken van agten' kwam te staan. St. Eustatius, dat reeds in 1709 door Franse kapers was bezocht, moest het ook nu weer ontgeldenhet kon echter de plundering voor een 10 000 gulden afkopen 3). Met een rijke buit aan geld, goederen en slaven wendde Cassart de steven naar de vaderlandse kust. DE VREDE VAN UTRECHT Toen de Staten in December 1711 toestemden in het te Utrecht te houden vredescongres, geschiedde zulks in de hoop, dat Enge land van zijn kant zou medewerken aan het verwezenlijken van het 2S6 HOOFDSTUK XVII De Jonge, Zeewezen IV, 71-74. Van het vertrek van Pieterson uit Barcelona een zeer onjuiste en voor de Hollanders onwelwillende voorstelling in Feldzüge XIV p. 360. 2) De Jonge, IV, p. 84, 88, 7^8. 3) Over de tocht van Cassart: Eur. Mere. 1712, 2e st. 267; id. 1713 p. 75 vlg. 160, 312. W. R. Menkman, 'Geschiedenis der Westindische Compagnie', Amsterdam 1947, p. i£4, Arend- v. Vloten, 4e Dl. 2e St. 974.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 282