in de barakken langs de wallen gelegerd blijven, doch werden in het
begin van 1713 uit de stad verdreven1).
Frederik 1 overleefde deze aanwinst niet lang: hij overleed 2
Februari 1713. De Pruisenkoning had zich, hoewel lastig en met
tal van eisen en klachten - zijn gezant Schmettau was schier spreek
woordelijk om zijn memories tenslotte een trouw bondgenoot
van de Grote Alliantie betoond. Zijn zoon Frederik Willem i,
de bekende soldatenkoning, volgde hem op.
De vrede kwam nu, hoewel onder eindeloos gekrakeel, meer en
meer in zicht. De 14e Maart kwam het verdrag tot stand tot ont
ruiming van Catalonië en wapenstilstand in Italië en de Middel
landse zee, waarbij ook Savoye was inbegrepen. Intussen waren ook
de onderhandelingen over de vele andere kwesties van territoriale
en andere aard tot een bevredigend einde gebracht. Alleen de
Keizer weigerde volstandig zich bij de getroffen regelingen of bij de
bestaande toestand neer te leggen. Zijn militaire en andere raad
gevers waren het er echter over eens, dat noch in Italië of Spanje,
noch in de Nederlanden meer aan oorlogvoeren te denken viel;
alleen aan de Rijn zou de krijg worden voortgezet. De generaal
Feltz, bevelhebber over hetgeen aan Keizerlijke troepen in de
Zuidelijke Nederlanden lag, had order, aanstonds na het sluiten
van de vrede naar Zuid-Duitsland af te marcheren.
De 11 e April werden tenslotte ten huize van de bisschop van
Bristol, in de Ridderschapsstraat te Utrecht, de vredesverdragen
tussen Frankrijk ener - Engeland, Savoye, Portugal, Pruisen en de
Republiek anderzijds getekend. Wat de laatste betreft eerst drie
uur na middernacht, dus feitelijk de 12e.
Opmerkelijk is, dat dus tussen Frankrijk en de Republiek geen
wapenstilstand aan de vrede is voorafgegaan, en even opmerkelijk,
dat ook na de ondertekening van het tweede barrière-traktaat op
30 Januari 1713, nog voorbereidingen voor een eventuele nieuwe
veldtocht werden getroffen. Flet was dan ook nog lang twijfel
achtig geweest of in het nieuwe jaar de kanonnen zouden zwijgen.
Toen de Raad van State op 16 November van het vorig jaar de
Staat van Oorlog voor 1713 indiende, vergezeld van een meester-
26l
OverMeurs: Eur. Mere. 1712 ie st. 176, 177, 2e st. 305, 306, 1713 ie st. 141Lamberty VII,
587 vlg. Als verdere tekenen van afgenomen ontzag voor de Staten in dit en volgende jaren zijn nog
te noemendat de Pruisische koning een aanslag op Grave liet beproeven (Wagenaar XVIII-3 8)
dat in de opnieuw uitgebroken oorlog in de Oostzee Zweden zowel als Denemarken onze handels
schepen in beslag nam (id. p. 11); dat de keurvorst van de Palts het Staatse garnizoen gewapender
hand uit Bonn verdreef (in Maart 171 id. p. 9^), en de dreigende houding van Oostenrijk tijdens
de onderhandelingen over het derde barrière-traktaat (Geikie-Montgomery p. 344).