executeur-testamentair vervulden. Een overeenkomstige memorie werd 30 Maart bij de Staten-Generaal ingediend. Marlborough bevond zich in een lastig parket; de staatsregeling der Republiek toch was geenszins op dergelijke spoedige beslissingen berekend. De Pruisische bevelhebbers, Natzmer en Montargis, vonden het incident zelf ook onaangenaam. De generaal Grumbkow en de kanselier Hyman hadden intussen opdracht om 's konings redenen nader te verklaren, en gelukkig heeft de generaal, die Marl borough niet slecht gezind was, onderhands bevredigende toe- zeggingen kunnen doen, zodat deze de 2e April reeds kon schrijven, dat de moeilijkheden uit de weg waren geruimd, hoewel de mars der Pruisen toch een dag of acht was verschoven x). In de tweede helft van April bewogen zich de troepen van beide partijen successievelijk naar de grenzen. Het geallieerde leger was na enige vertraging ten gevolge van wrijvingen de 30e verzameld bij Orchies, ten Z.O. van Rijssel. Marlborough arriveerde de 26e te Doornik. Twee dagen later ontving hij hier het bericht van het overlijden van Jozef i. Natuurlijk was de eerste vraag die zich voordeed, welke zal de invloed zijn op de aanstaande veldtocht Wat dit aangaat konden de gevolgen voor zover te voorzien was, niet anders dan nadelig zijn, en Eugenius liet dienaangaande geen onzekerheid bestaan. Hij had Weenen de 16e April verlaten. De keizer was toen reeds sedert een week ziek, doch drong er op aan, zijn vertrek niet langer uit te stellen. Onverwacht verergerde de toestand, en de volgende dag overleed de zieke tot aller ontstelte nis. De keizerin nam het regentschap op zich; een renbode ver wittigde Eugenius van het gebeurdetwee andere vertrokken naar Barcelona om aartshertog Karel tot onmiddellijke overkomst uit te nodigen. Eugenius begaf zich allereerst naar Mainz, om bij de aartsbisschop, voorzitter van het keurvorstencollege, op spoedige bijeenroeping der keurvorsten aan te dringen, en vandaar de 24e naar Bruchsal, het hoofdkwartier van het Rijksleger, waar hij als Rijksveldmaarschalk het commando op zich nam. Na hier de naburige liniën geinspecteerd, het een en ander geregeld, en het bevel over het Rijksleger aan de hertog van Wurtemberg overgedragen te hebben, vertrok hij wederom naar Mainz, en reisde vandaar over Coblenz en Düsseldorf, waar hij besprekingen hield met de keurvorsten van Trier en van de Palts, naar Den Haag, waar hij 4 Mei aankwam. Hier eerst kon hij be trouwbare berichten inwinnen omtrent de algemene Europese 1) Murray 28^, 294. Dopf aan Heinsius, Maastricht 17 Maart 1711met bijlagen (Heins. arch. 1 £89) Lamberty VI, $0$ vlg. 12

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 28