hebben gestreden (volgens hun oorspronkelijke bestaansreden)zij behielden echter het musket of de snaphaan als bewapening en bleven op lichtere paarden bereden. Volgens de suppletoire petitie van 11 December 1704 werd voor aan schaffing van een verloren gegaan ruiterpaard 60 rijksdaalders, voor een dra- gonderpaard 44 rijksdaalders berekend. Van veel belang voor de cavalerie was de 'Naader Ordre en Reglement voor de militie van den Staat en exercitie van de Cavallerije, den 27 Juli 1714' (groot plakkaatboek Dl V, p. 217). Het doel der 'Ordre' is, de in en voor de successieoorlog van kracht geweest zijnde orders en reglementen in herinnering te brengen, c.q. nieuw leven in te blazen. Ten aanzien van de cavalerie is het volgende van belangDewijle geen vaste ordre beraamt is op de exercitie van de ruijterije, zijnde de Ordre in het jaar seeventien hondert een, ontworpen door den Generaal Graave van Tillij, wel meerendeels gevolght, maar niet generaallijk noch volkomen in pracqtijcq gebraght, (is goedgevonden en verstaan) dat de Ordre op de exercitie van de ruijterije, geinsereert aan het eijnde deeses, van nu voortaan geobserveert en ten dien eijnde aan alle de Collonels of Commandanten van de regimenten ruijterije gesonden sal worden met bevel om die in haar onderhebbende regi menten in train te brengen' Blijkbaar vreesde men 'aan hoger hand' dat, nu een langdurige vredesperiode was aangebroken, een verslapping van de exercities en daarmee van de discipline haar intrede zou doen. Daarom werd voor de cavalerie bepaald, dat des zomers, als de paarden in de weide gaan, de officieren 'principalijck ende onophoudelijck haar werck sullen maaken van de exercitie in de maanden Maart, April en Meij, zonder aan de ruiters permissie te geven 'vóór den Vijftienden Meij'. Overigens moest men tijdens de wintermaanden, wanneer het weer het enigszins toeliet, de regimenten of compagnieën twee maal per week doen opzitten en des zomers, wanneer de paarden in de weide gingen, alle veertien dagen. Na nog een reeks van andere punten waarbij wij, hoe wetenswaardig ook, niet kunnen stilstaan, volgt het eigenlijke 'Reglement op de Exercitie van de Ruijterije, in de boovenstaande Resolutie gemelt'. Allereerst de Ordre op het manuaal en woorden van commando' (2 j stuks). Achtereenvolgens de bewegingen voor het vuren met de karabijn, het rechter pistool en het linker pistool. Bij het vuren wordt de toom 'geavanceert' en rust de karabijn of het pistool op de linker hand. Heeft het linker pistool ge vuurd dan volgt het commando 'De handt aan den deegen' en 'Treckt uijt den deegen'. De commandanten der eskadrons hadden zorg te dragen dat de boven genoemde 'mouvementen' gelijk geschiedden, de eskadrons een rechte linie vormden, de goede afstand werd onderhouden en de degens op de juiste wijze werden gedragen, dat is dat de knop van het gevest rustte op de rechter dij, en de punt ongeveer een grote voet boven het linker oor van het paard. Een nauwkeurige beschrijving volgt van de verschillende op het gevechtsveld voorkomende bewegingen, als verdubbeling van het front of van de diepte, het uitvoeren van de retraite en andere, welke alle met vier aan vier geschiedden. Opmerking verdient vooral hetgeen omtrent het chargeren wordt voorge schreven, namelijk: 'Het sal niet gepermitteert zijn sich voor den vijandt van schietgeweer te bedienen, maar alleen met den deegen in de vuijst, ende op om trent de vijftigh passen teegens het escadron gekoomen zijnde, soo (dat) gechar- geert sal worden, sal men altoos op een kleijnen draf daarop los gaan, en niet stercker of langhsamer'Dit verbod doet enigszins ongerijmd aanimmers het 281

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 307