A0 1706, Februari Werden voor den veldtocht bestemd
130 Esquadrons Ruiterij
93 Battaillons voetvolk
En zouden in garnisoen blijven
1 3 Esquadrons ruiterij
49 Battaillons voetvolk.
A° 1707. Het leger dat te velde trok, bestond uit:
126 Esquadrons ruiterij in onzen dienst
13 Engelsche Esquadrons
69 Battaillons voetvolk in onze dienst
16 Engelsche.
A° 1709. Het leger dat in de lente te velde trok, bestond uit:
113 Esquadrons ruiterij
127 Battaillons Voetvolk
zoo van inlandsche als Denen, Hannoveranen, Hessen enz.'
Voor de bewapening was de successieoorlog een belangrijk tijdsgewricht.
In deze periode toch valt de definitieve afschaffing van de piek en in verband
hiermee de algemene invoering van de snaphaan. Voor de eerste mag men het
jaartal 1708 aannemen: wij vinden althans vermeld dat de laatste order, die
Ouwerkerk vóór zijn dood uitvaardigde, de afschaffing van de piek inhield.
Voordien was er over de voor- en nadelen van dit aloude wapen nog vrij wat
verschil van mening. Men achtte de piek nog onmisbaar om een ruiteraanval te
kunnen afslaan, maar vooral ook om een ruggegraat en verzamelpunt te hebben
ten einde wanneer een bataljon dat 'altemets in confusie en desordre' is ge
raakt, zulks weder met 'faciliteyt en promtitude' te kunnen herstellen. Voors
hands achtte men met negen pieken per compagnie, dus 90 per bataljon, te
kunnen volstaan om nog voldoende vuurkracht te behoudenook dienden tien
grenadiers bij elke compagnie te zijn, alsook een timmerman (voor herstel
van gebroken pieken?).
Ook de snaphaan (dat is het vuursteengeweer) was het onderwerp van 'con
sideration'. Hoewel de lopen op 'tien strijkende of twaalf lopende' kogels (in
het pond) werden uitgeboord diende men toch de kogels te gieten tegen 14 in
het pondde ervaring leerde namelijk dat ook de kogels van twaalf in het pond
te groot bleken met het oog op het buskruitslijm en vuil in de loop. Ook diende
men bij de artillerie kogels van 16 en 18 in 't pond in voorraad te hebben om de
vreemde troepen, die alle lichtere geweren hadden, te kunnen voorzien. (Zie
bijlage 31).
Van bijzonder belang voor de kennis der bewapening is het 'Militair Memorie-
Boeck' (1704 tot 1728) van Pier Willem van Sytzama die als officier de
successieoorlog heeft meegemaakt. Onder de titel 'Van d'oude Wapens eener
compagnie te voet, soo wel der Officieren als Soldaten' geeft hij de maten en
gewichten van de bij de infanterie gebruikte wapens, benevens verschillende
bijzonderheden die, al was het slechts om de zeldzaamheid, van belang zijn.
(Zie bijlage 32).
In de slag streed de infanterie op twee linies, naar gelang van de beschikbare
troepenmacht op drie of vier gelederen, met ongeveer 300 pas afstand tussen
de linies. Zij vormde het centrum van de slagorde, en werd ondersteund door
bij de regimenten ingedeelde drie- of zesponders, die men met recht infanterie-
geschut zou kunnen noemen. De aanval geschiedde evenmin als bij de cavalerie
283