elf kanonniers werden in het geheim genomen en beëdigd. Na het overlijden
van Johan Seger in 1692 ging de betrekking met het pensioen over aan de toen
malige majoor Otto Christoffel van Verschuer. Naar de werkelijke aard
der gezwindschoten kan men slechts gissen, maar de strenge geheimhouding
waarmee het wapen was omringd mag als een bewijs gelden dat het inderdaad
militaire waarde bezat.
Een voorname plaats op technisch gebied bekleedde de controleur-generaal
Willem Meesters, een der bekwaamste artilleristen uit zijn tijd, die helaas in
1701 overleed. Aan hem wordt onder anderen het gebruik van wolzakken door
grenadiers bij bestormingen toegeschreven. Deze wolzakken, sterk geperst,
werden aangebracht op een gemakkelijk verstelbare houten schraag, die door de
man kan worden versteld. Voorts ontwierp hij richtmiddelen om bij duisternis
te kunnen vuren, om een vuurmond snel op en af te kunnen bewegen, en
beraamde hij middelen tegen het uitslijten van de zundgaten. Hoezeer hij naar
waarde werd geschat blijkt uit een beloning van Willem iii van fooo gulden
wegens zijn verdiensten in de afgelopen oorlog, in 't bijzonder in het beleg van
Namen.
Hoewel niet wegens uitvindingen, zien wij toch vele hogere en lagere
officieren uitmunten door hun voorbeeldige plichtopvatting. Als zodanig kunnen
wij noemen kapitein Sebastiaan van Glabbeek, die een grote rol speelde bij het
verbranden van de hooimijten in Arras in Maart 1712, evenals de kapitein
Martsfeld, die eervol werd vermeld wegens zijn aandeel in de gevechten om
Mortagne. Tot de hoogst verdienstelijke officieren behoort ook de luitenant
kolonel Adriaan van der Mijll, in 1701 'contrerolleur' van de bruggen en
'blikken' ponten.
Aangaande Philip Willem Baron van Verschuer vermelden wij nog dat
hij in 1703 als majoor commandant werd van het eerste naar Portugal gezonden
detachement, in Portugal de rang kreeg van luitenant-generaal der artillerie
en als zodanig een diploma ontving van koning Pedro ii. In April 1705" was hij
in de Nederlanden terug; in hetzelfde jaar werd hij luitenant-kolonel. Hij werd
twee maal verwond: 24 Juli 1709 voor Doornik en 14 of 15 Juni voor Douai.
Wat de soorten van geschut betreft was sinds de vorige oorlog niet veel
gewijzigd. Van de 48-ponder, de oorspronkelijke kartouw, vinden wij weinig
melding gemaakt, waarschijnlijk wegens het al te zware gewicht. De 24-ponder,
de zogenaamde halve kartouw, was het eigenlijke geschut voor het bresschieten.
Hierop volgden de veldstukken van 18 en 12 pond voor lichtere doelen en de
geschutstrijd, regimentsstukken, ten dele kamerstukken van 6 of 3 pond, en
tenslotte de mortieren, veelal van 5-0 pond steen', die reeds in de Maasveld
tocht van 1702 een grote rol speelden.
De houwitsers waren nog in gering aantal en aanvankelijk uit het buitenland
afkomstig. Pas in de slag bij Neerwinden werden Nederlandse houwitsers ge
bruikt, gegoten door de grofgeschutgieter Hermanus Nieuwpoort. Het aantal
trekpaarden varieerde van 18 paarden voor een 24-ponder tot 2 voor een drie
ponder. Was er gebrek aan paarden dan moesten die der generaals en hoofd
officieren invallen. Vooral bij slechte wegen en regenachtig weer kostte het de
artillerie grote moeite om het leger te volgenniet zelden liet zij een dag of
veertien op zich wachten. Verplaatsingen geschiedden, indien maar enigszins
mogelijk, te water, niettegenstaande het oponthoud dat het in- en uitladen van
de zware kanonnen met zich meebracht.
De voornaamste stapelplaatsen voor het geschut waren het magazijn te Delft
286