lage terrein waardoor de geallieerden het vorig jaar de Scarpe naar
de Censée hadden afgeleid, vervolgens de Censée tot Bouchain, de
Schelde tot Valenciennes, het riviertje de Rouelletot Quesnoy, ten
slotte de Sambre met de steunpunten Maubeuge, Charleroi en
Namen. De ruimte tussen Quesnoy en de Sambre werd voldoende
afgesloten door het grote bos van Mormal. Zoveel doenlijk was de
waarde der rivieren als hindernis vergroot door het stellen van
inundaties, en op de voornaamste overgangspunten waren schansen
en versterkte posten aangelegd.
Buiten de linies lag in het Westen de gehele kuststrook tot en met
Nieuwpoort, met Ieperen en St. Omer. Vooral het door zijn ligging
sterke Ieperen was gunstig gelegen voor aanslagen op de convooien
over de Lys. Hetzelfde gold, ten opzichte van Schelde en Scarpe,
voor Condé dat, hoewel eveneens buiten de linies, voldoende door
onderwaterzetting was beveiligd.
Reeds in het begin van Maart schijnen geallieerde troepen zich
naar de streek van Rijssel en Doornik te hebben begeven. Lodewijk
xiv vond er althans aanleiding in om enige onderdelen, welke meer
achterwaarts in het land waren gelegerd, naar de streek van de
Boven-Oise te verplaatsen1).
Van Franse zijde wordt melding gemaakt van een aanslag dei-
geallieerden op Peronne met het doel, de magazijnen aldaar te
verbranden, dat niet tot uitvoering kwam doordat een tweetal
medeplichtingen tijdig werd ontdekt en gestraft2). Daarentegen
mislukte 6 April een aanslag der Fransen uit Ieperen op een con-
vooi van 12 schepen tussen Meenen en Rijssel3).
Reeds in het begin van April leidde Montesquiou uit bepaalde
tekenen af dat het zwaartepunt der actie meer aan de zijde van de
Scarpe dan van de Deulle zou liggen, en verplaatste hij om die
reden zijn hoofdkwartier van Arras naar Cambrai.
In de tweede helft der maand marcheerden de troepen van beide
partijen successievelijk naar de verzamelpunten: de geallieerden
naar de omtrek van Doornik, de Fransen naar de streek tussen
Valenciennes en Arras.
De 22e kwam Villars, hoewel nog steeds niet geheel hersteld
van zijn bij Malplaquet opgelopen kwetsuur aan het been, te
Péronne. Hij vond hier de voornaamste legerhoofden bijeen, nl.
Montesquiou, Albergotti, Puysegur, De Broglie en de inten
dant Bernieres, en besprak met dezen het reeds eerder beraamde
x) Pelet X-377, '78.
2) ld. 378; Quincy VI-488.
3) Eur. Mere. 270, '71.