Douai, Bethune, Aire en St. Venant, waardoor 20 bataljons en enkele eskadrons meer voor de garnizoenen moesten worden uit getrokken dan het vorig jaar. Dit had ten gevolge, dat het Franse veldleger dit jaar aan infanterie sterker was dan de tegenpartij het telde volgens de ordre de bataille 1 bataljons en 247 eska drons. Bovendien lagen nog 2^ veldbataljons in leperen en St. Omer, welke desnoods zouden kunnen worden aangetrokken1). Algemeen bevelhebber der Staatse troepen was als voorheen de graaf van Tilly. Generaals der cavalerie waren behalve Tilly de erfprins van Hessen-Kassel, Albemarle en Dopf; generaals der infanterie Johan Willem Friso die de eerste, en Fagel die de tweede linie commandeerde2). Gedeputeerden te velde waren dit jaar: Alexander van der Capellen, Willem Hooft, Sicco van Goslinga en Philip Vege- lin van Claerbergen. Goslinga had onder weg nog een opdracht van de Staten te Brussel te vervullen. Het gold nl. enige geschillen bij te leggen tussen de geallieerde Conferentie en de Brusselse Raad van State, en voorts het herstellen, zo mogelijk, van de ver standhouding tussen Lord Orrery en Van den Bergh, beiden leden der Conferentie, die zeer slecht met elkaar overweg konden. In het eerste slaagde hij naar wens; het tweede was een hopeloze zaak 3). De ie Mei opende Marlborough de veldtocht met het over trekken van de Scarpe, de beweging waarmee Villars reeds de 26e April rekening had gehouden. De aanhoudende regen en het marcheren over de slijkerige wegen door de moerassen aan weers kanten van de Scarpe maakten de mars zeer bezwaarlijk. De cavalerie ging de rivier over bij Pont a Rache; de infanterie bij Lalain en Marchiennes. Tussen 6 en 7 uur 's morgens had de afmars plaats, en eerst omstreeks middernacht kwam de linkervleugel op de plaats van bestemming. Des avonds legerde de rechtervleugel bij Goeulzin, de linker bij Sommain. De bagage arriveerde eerst des namiddags van de volgende dag. Marlborough nam zijn kwartier x) De totale sterkte van het geallieerde leger in de winterkwartieren bedroeg 218 bataljons en 284 eskadrons (Feldzüge XIII-133). De ordre de bataille aid. p. 143. De geallieerde artillerie be stond uit in kanonnen, 8 houwitsers en 40 pontons. Voor de garnizoenen waren 63 bataljons bestemd, benevens van 186 bataljons elk 40 a go gecommandeerden, tot een totaal van 7784man (Feldzüge XIII-467). De Franse ordre de bataille bij Pelet X-388. Bij de geallieerden kwam bij de aanvang van de veldtocht zeer veel desertie voor, als nawerking van de belegeringen van het vorig jaar (Dopf aan Heinsius 29 April; Vegelin v. Claerbergen aan Heinsius 3 Mei; Heins. archief resp. nr 1^89 en 1642). 2) Behalve de in de tekst genoemde generaals dienden bij de Staatse cavalerie 7 luitenant-generaals, 13 generaal-majoors en 8 brigadiers; bij de infanterie 9 luitenant-generaals, 9 generaal-majoors en 13 brigadiers. De lijst van de Staatse generaals in Eur. Merc. p. 232. 3) Goslinga, Mém. m, 112. l8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 34