de geallieerden van de Lys gebruik moeten maken. Een groot con- vooi van ammunitie-, meel- en foerageschepen, met sterke be veiliging tegen Ieperen door Paltsische en Wurtembergse troepen onder de graaf van Vehlen, bereikte de 17e ongehinderd Warne- ton; vandaar ging een gedeelte over de Deulle verder naar Douai, terwijl 36 schepen verder de Lys opvoeren naar Bethune, Aire en St. Venant, voor de uitrusting van welke plaatsen zij bestemd waren1). In die tussentijd was Marlborough de 1 ie Mei weer eens voor een onaangename verrassing komen te staan door een brief van de commandant der Saksische troepen, de luitenant-generaal Van Kaunitz, waarbij deze kennis gaf dat hij met zijn troepen door zijn souverein was teruggeroepen, omdat diens staten met een inval werden bedreigd. Hij verzocht alvast voorziening in brood en foerage om de volgende dag langs de kortste weg te vertrekken. Hoewel Kaunitz order had af te marcheren 'sans delai et sans attendre aucun autre ordre', weigerde Marlborough zijn toe stemming te geven zonder last van de Engelse koningin en de Staten, te meer omdat het verdrag met Augustus ii nog in Maart was vernieuwd. Ijlings schreef hij intussen brieven aan alle in aanmer king komende autoriteiten, in de eerste plaats aan de Saksische gezant, Baron van Gersdorf. Gelukkig bleek achteraf, dat de orders waren gegeven in de mening, dat het neutraliteitskorps nog niet was vertrokken. De 17e was de zaak in het reine, en het blijven der Saksen verzekerd. Intussen ontbraken nog steeds vier bataljons aan het aandeel der zeemogendheden aan het genoemde korps, dat welhaast meer pennen dan soldaten in beweging had gebracht. De generaal Seckendorf deed alle moeite om de ont brekende bataljons te verschaffen maar was er tot nog toe niet in geslaagd 2). Wij vermeldden reeds dat prins Eugenius de 1 2e Mei te Doornik aankwam. De volgende dag had hij een eerste onderhoud met Marlborough te Pont a Marcq. Het liep o.a. over het zenden van troepen naar Italië en Spanje, waartoe de omstandigheden gunstiger waren dan voorheen, omdat thans eindelijk de sinds jaren voort- kankerende oorlog in Hongarije ongeveer was geëindigd. Euge nius achtte zijn aanwezigheid in het leger blijkbaar niet bepaald 1) Feldzüge XIII-148; Murray V-33s, 336, 34°, 34*. 343» 348; Vegelin a.d. St.Gl. 14 Mei I.e.; Van 't Hoff nr 948 Pelet X-391 (volgens deze is het doorsteken van de dam mislukt.) 2) Brieven van Marlborough aan St. John, de St.Gl., Raby, Kaunitz en Gersdorf, alle van 11 Mei, bij Murray V-336 vlg., 348, 349Kaunitz aan Marlborough 11 Mei, id. 338Van 't Hoff nrs 948, 940. Over Seckendorf: Murray 346, 3^4. 2 I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 37