brengen der ladingen in het harde muurwerk, dat door mineurs
geschiedde, kostte veel tijd. Men was althans tot 's avonds 7 uur
met het werk bezig, waarna de terugtocht werd aanvaard. Langs
een grote omweg over Rousselaere en Hooglede kwam het deta
chement ongehinderd in Ieperen terug.
De gouverneur van Rijssel, de prins van Holstein-Beck, kreeg
des avonds van de 2^e berichten omtrent het uittrekken van een
detachement uit Ieperen. Er werd echter geen acht op geslagen.
Eerst toen de volgende morgen bericht kwam dat de vijand naar
Harlebeke op weg was, werd een detachement geformeerd van een
3 300 man uit de garnizoenen van Rijssel, Warneton en Meenen,
waarmee zoveel tijd heenging dat het niet voor 4 a j uur des namid
dags te Kortrijk was verenigd, en eerst ongeveer 6 uur vandaar kon
afmarcheren. Onderweg werd vernomen, dat de vijand was afge
trokken. Hij werd achtervolgd tot Rousselaere, in de hoop, hem
de terugtocht te kunnen afsnijden, doch toen bleek, dat hij de
ruimte had gekozen, werd de vervolging gestaakt. Had Holstein-
Beck tijdig op de ontvangen berichten gereageerd dan had hij de
vijand zeker op heterdaad kunnen betrappen of althans de terug
tocht afsnijden1).
Door de vernieling (die volgens Marlborough in strijd was met
het gesloten verdrag van contributie) bleef de scheepvaart op de
Lys een maand versperd. Eerst 27 Juni was de sluis hersteld en
konden weer schepen passeren. Om herhaling te voorkomen gaf
Marlborough order tot het aanleggen van een fort voor 200 man
bezetting, waarmee de ingenieur Bauffe werd belast. Om de
zelfde reden werd een sterk detachement te Commines gelegerd,
nl. 8 bataljons en 9 eskadrons onder de luitenant-generaal Murray,
de generaal-majoor Chanclos en de brigadier Van Voorst boven
dien twee bataljons te Kortrijk en twee bataljons bij Harlebeke tot
dekking van de herstelwerkzaamheden. Zodoende hadden de aan
slagen van Villars althans dit gevolg, dat belangrijke krachten aan
het veldleger werden onttrokken ter beveiliging der kwetsbare
verbindingen. Een dergelijk korps toch lag, naar wij zagen, reeds
te Thun 2).
Intussen begon aan beide kanten het foeragevraagstuk zorg te
baren. Tot nog toe was hiertoe voornamelijk van de magazijnen en
convooien gebruik gemaakt. De geallieerden hadden omstreeks 21
Pelet X-393, 394, id. 609-613; Murray 3^7, 378, 379; Goslinga, Mém. 113 vlg.Eur. Mere.
311.
2) Murray V, 397, 398; Eur. Merc. 313, 314 (spreekt van 2 eskadrons); Ged. te velde a.d. St.Gl.
8 Juni (St.Gl. 8229); Feldzüge XIII 151.
23