een
bijlage 46
RESOLUTIE VAN DEN RAAD VAN STAATE, OP HET BELEIJD VAN DE
MILITAIRE JUSTITIE. DEN 9 FEBRUARIj i7o3
(G. P. B., Dl. VIII, pag. 840)
De Heeren Groeninx, van Heek, Thesaurier-Generaal Hop, en Secretaris van
Slmgeland, gecommitteert tot het nasien der Retroacta op het stuck van d
militaire justitie, en particuherlijk nopende den Hogen Krijgsraad, hebben
gerapporteert, dat haar mets zeker voorgekomen is nopende de instelling van
den Hogen Krijgsraad, als alleen dit:
DatIiI1,.een Res°lutie van den Raad van den negenden Augusti 1647 als eei
ontwijfelbare zaak gesteld word, dat de Hogen Krijgsraad geen andere iuns
dictie heeft als bij delatie van den Raad van Staate.
Dog dat uit zeer veele Resolutien en andere Acten blijkt, dat'er veele iaaren
voor het jaar i6jo een Krijgsraad geweest is, welke onder den naam van
Groote of Hooge Krijgsraad, of van Krijgsraad nevens Zijne Excellentie, haar
sessie gehouden heeft hier in den Hage, buiten tijde van expeditie, en wlaraan
geappelleert wierd van de vonnissen der Krijgsraden in de frontieren, zoowel
als aan den Raad van Staate.
Dat van dien Krijgsraad appel viel aan den Raad van Staate, zijnde verschelde
mandamenten in cas d appel met de clausule van inhibitie bij den Raad verleent
en vonnissen van denselven Krijgsraad gecorrigeert, hoewel de Heeren Princen
van Urange het ongaarn zagen en meermalen versogt hebben, dat zoodanige
mandamenten niet mogten verleent werden.
Dat tusschen de jaren 1630 en 1672 geen Hooge Krijgsraad bekent is, hetzij
dat die gemortificeert is door de bondgenoten, gelijk gesegt word in een
Resolutie van den zestienden December 1663, of datse in haar begin niet
an.6" a,s een Krijgsraad te Velde (en alleen door het gezag van de Heeren
rnncen van Orange een permanente rechtbank geworden) gecesseert heeft,
zoo lang dat gezag cesseerde, en het militair commandement buiten tijde van
expeditie geëxerceert wierd door den Raad van Staate met communicatie en
veelsmts op resolutie van Haar Hoogh Mogende.
Wordende in die jaaren niets anders gevonden, dan dat bij het formeren van
een veldleger ook een krijgsraad geformeert wierd voor den tijd van de ex-
pe itie, we e geen kennis nam als van zaken in het leger voorvallende en
op ie met et schijden van hetzelve, zonder naderhand te konnen termineren
e ona ge ane zaaken, welke of bij den Raad afgedaan wierden, of bij een extra-
ordinaris Krijgsraad, daartoe beroepen door Haar Edele Mogende.
Dat voor de rest niet alleen den Raad van Staate als opperste krijgsraad, maar
a e e su a terne krijgsraden bevonden worden, van over zeer veele jaaren
ennis genomen te hebben, niet alleen van de mesuses en delicten begaan
T?''u ':^rt'c"")r'ef en andere militaire ordonnantiën en placaten, maar van
a er an e civile en particulierlijk mede van huwelijkszaken en van insolvente
boedels van militairen en dat daarin gecontinueert is na het jaar 1630, zonder
andere besnoeijing als dat bij Resolutie van den vijf en twintigsten Maart 165-1,
genomen ij e extra-ordinaris vergaderinge van de bondgenoten, gehouden op
de Groote Zaal van het Hof van Holland, verstaan is, dat de commandeurs met
den krijgsraad in de steden (stem in staat hebbende) niet verder zullen mogen
ge rui en nog extenderen de militaire jurisdictie, als over de nalatigheid en
386