overtredinge in tochten en wachten, overgaan aan den vijand, desertie van de compagniën, ofte verloop van de eene compagnie onder de andere zonder paspoort, mitsgaders over excessen en delicten, die de officieren en soldaten onderling of de eene tegens den anderen zullen komen te begaan, en verder niet. Dat na het jaar 1633 alle de vonnissen van de krijgsraden, zoo in criminele als andere zaken, gewesen zijn zonder de clausule van approbatie, en alleen be houdens het middel van appel in zaken, die appellabel zijn na de gemene rechten. Ende eindelijk, dat zij wel verscheide exempelen gevonden hebben van par- donnen ende andere gratieën, door den Raad verleent aan militaire delinquanten, zelfs op versoek en intercessie van de Heeren Princen van Orangedog geene Resolutie of andere grond, waarop het verleenen derzelve gefundeert is. Waarop wezende gedelibereert, zijn de gemelde Heeren bedankt voor de genomen moeijte, en versogt te formeeren een Memorie van de Retroacta bij haar nagezien, en daarvan te doen drukken een goed getal exemplaren, om te dienen tot informatie van de Heeren van desen Raad en tot facilitering der deliberatien, welke bij vervolgh zouden mogen vallen over het stuk van de militaire justitie. En is voorts goedgevonden en verstaan, dat bij provisie en zoo lang geen andere ordre zal gesteld wezen bij de gezamentlijke bondgenoten op de militaire justitie, gevolgt zal worden de voet, die daaromtrent gehouden is tusschen de jaaren 1630 en 1672, gelijck alomme gedaan word in meest alle andere ge- legentheden. En dat dienvolgens de Krijgsraad, welke zal geformeert worden bij het zamentrekken van het leger, geen kennis zal nemen als alleen van zaken, die in het leger zullen voorvallen, en dat de Griffier van de Krijgsraad aanstonds na het scheijden van het leger zal moeten overbrengen aan den Raad alle de criminele processen, welke niet hebben konnen in het veld getermineert worden, ten einde om te stellen de vereijschte ordre op het vervolgh en afdoening derselve. En dat tot prompter expeditie van alle andere onafgedane zaken, dezelve met het scheijden van het leger zullen devolveeren aan de ordinaris krijgsraad van de plaats, alwaar de gedaagde guarnisoen gaat houden, of, zoo daar geen behoorlijke krijgsraad is (gelijk gebeuren kan in forten en schansen), aan den krijgsraad van het gouvernement of commandement, waaronder dezelve resor- teren, of, zoo ook daar geen genoegsaam guarnisoen is tot het formeeren van een krijgsraad, van de naastgelegen plaats, aan welke de bovengemelde Griffier zal hebben met het scheijden van het leger geëvangeliseert over te zenden de Notulen en Dingtalen met de stukken, die onder hem zullen gefurneert wezen. En eindelijk, dat aangeschreven zal worden en gelast, gelijk gelast word bij desen aan de commandeurs en krijgsraden in de steden (stem in Staat hebbende), preciselijk te agtervolgen de bovengemelde Resolutie van de gezamentlijke bondgenoten, waarvan copie aan haar sal gesonden werden. En aan alle de gouverneurs, commandeurs ende krijgsraden indistinctelijk, dat zij voortaan in alle zaken, specterende ter harer kennisse, zoo criminele als andere, recht doen, zooals zij zullen oordeelen in goede justitie te behooren, zonder haar vonnissen te zenden om approbatie, als strijdig met het oud gebruik, en met de gewoone wijse van rechtspleginge. Voorbehoudens niettemin het middel van appel in alle zaken, die appellabel zijn na de gemeene rechten. Ende is op het stuk van de pardonnen en gratiën geen Resolutie gevallen. 387

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 413