393
bijlage J I
GENERALE PETITIE VOOR 1703
Ingediend 12 Dec. 1702
(A.R.A., R.v.St. 2227; Petitiën en Consenten 1693—1706)
In een inleiding wordt de noodzakelijkheid betoogd, de bestaande militie
zeker niet te verminderen.
Opmerkingen bij de ordinaris staat van oorlog
Sedert 1698 zijn de mariniers betaald door de admiraliteiten in de provincies
Holland en Zeeland, daar zij bestemd waren voor de oorlogsschepen die
convooidiensten verrichtten. Aangezien zij sedert de 'troubles' slechts gebruikt
zijn voor expedities te land of voor extraordinaris reizen ten dienste van de
Staat, is het billijk dat het reeds betaalde bedrag (f 73 077) door de provinciën
wordt terugbetaald met dien verstande dat, indien de mariniers wederom voor
ordinaris convooi zouden worden gebruikt, de provinciën zulks zullen mogen
korten op hun quotes in de uitrusting der extraordinaris equipage.
De gardes du corps van wijlen de koning worden hoger betaald dan de overige
ruiterij. Liet traktement, ter repartitie van Zeeland staande, wordt gereduceerd
tot weinig boven een gewone compagnie ruiterij, waarbij de Raad opmerkt,
dat dit korps 'door deszelfs bravoure in verscheiden occasiën tegens den vijand
seer recommandabel heeft gemaakt'
De gardes te paard en dragonders worden op dezelfde wijze getrakteerd als
de andere cavalerie, alleen zijn zij sterker 'in gemeene manschap'.
De Garde Zwitsers' is niet ten laste van de Unie, maar een particuliere
huis-last van de provincie Holland die, naar bericht is, 'geresolveert heeft zich
daarvan in deze tijd te dechargeeren'
Aangaande het regiment gardes te voet wordt opgemerkt dat de kolonel (die
doorgaans een van de generaals van het leger is geweest) en andere hoofd
officieren weliswaar dubbele traktementen hebben, doch het regiment is
sterker dan drie 'ordinaire regimenten' terwijl de compagnieën gelijk staan
met twee gewone, en de kapiteins en subalterne officieren wel hoger, maar
geen dubbele gages hebben. Zodat hierbij nog wordt bespaard.
De soldijen der 'gemeene manschap' zijn op dezelfde voet als voor 40 jaren
en voor enige 'minder officieren' zo weinig hoger, dat het niet de moeite is,
hierom een korps, dat altoos zo wel en met zoveel dapperheid gediend heeft,
te 'dégouteeren'
Volgens art. 39 van het geprolongeerd octrooi van 30 Nov. 1700 worden
200 man onderhouden voor de Westindische Compagnie.
Het traktement als kapitein-generaal van wijlen de koning van Groot-
Brittannië, a 10 000 ponden per maand en 300 pond voor zijn adjudant, beide
ten laste van de provincie Holland, vervallen.
Door reorganisatie en het brengen van de Zwitserse regimenten van 2 op
3 bataljons kunnen enige staven worden uitgespaard, evenzo door de regi
menten te paard op 6 compagnieën te brengen.
Het traktement van de wagenmeester-generaal van Zijne Majesteit ten laste
van Gelderland (f 20) vervalt, evenzo dat van de kapitein van de timmerlieden
ten laste van Lriesland (f 20), 'beiden vervallen emloyen wesende'. De wacht
meestersplaatsen van Cuinder, Steenwijk en Blokzijl, alle open, ongefortificeerd