394 en zonder garnizoenen, zullen worden weggelaten na het overlijden van de tegenwoordige wachtmeesters. Evenzo de plaatsen van proviandmeesters te Koevorden, ter repartitie van Friesland en Stad en Lande, ten name van Engelbert Willink en Meindert van Tienen. De provincies, speciaal Zeeland, worden uitgenodigd, de traktementen en declaratieën van de commiezen tot de magazijnen prompter te betalen. De traktementen van de provoosten van het Noordhollands- en Zeeuws regiment a resp. f 30 en f 40, 'soo se nog bij sommige, als in oude tijden, met die naam mochten zijn bekend' worden opgeheven, omdat aan elk der beide regimenten een provoost wordt 'goedgedaan', met de andere 'Onder-stafs officieren'. De provoostplaatsen te Grol, Blokzijl, Steenwijk en Aardenburg worden opgeheven bij het overlijden der tegenwoordige provoosten. De post van f 10 000 p. j. voor scheeps- en watervrachten van de kapitein- generaal vervalt. Het lijfpensioen van de hertog De la Trémouille a 166-13-4 per maand ten laste van Holland vervalt, daar deze Frans onderdaan is en aan het Franse hof vertoeft. Idem van Robbert Oblet, in de voorgaande oorlog kapitein van de Guides, thans in dienst van de vijand a 1 100 per maand. Het traktement van de 'Riddermeester van de Academie in Den Haag' a f 3-000 p.j. blijft bij provisie nog voor dit jaar gecontinueerd, doch voor de helft betaald, Het pensioen van de jonge heren van Bentheim a f 4000 per jaar op Fries land vervalt als niet meer nodig zijnde 2). Idem dat van Lelig van Lijclama a f 70 p.m. op Friesland, dat niet betaald zal worden door deze provincie 'die daartoe seer veel reeden meind te hebben, laatende evenwel aan gemelte Lyclama de weg open om sijn belang daar tegens te seggen'. De verdere pensioenen, alsmede die van de gereformeerde officieren, zijn of gecontinueert als pillegiften van Groote Prinsen ende Princessen, gesproo- ten uit huizen met dewelke de Staat in een vertrouwde intelligentie heeft geleefd, ofte remuneratieën van gedaane diensten'. Hieronder ook de post van f 10 000 p.j. voor verscheidene vrouwen van conditie uit Frankrijk. Pensioenen a f 60000 volg. Res.St.Gl. 6 November 1698 ingesteld ten behoeve van gevluchte Fransche officieren, in de vorige oorlog in Savoye en aan de Rijn hebbende gediend, zijn thans door versterf verminderd tot f 29 873. De reductie van 1 man per compagnie ruiterij of dragonders en twee man en een tamboer per compagnie infanterie ten behoeve van na de Rijswijkse vrede gelicentieerde officieren kan thans vervallende pensioenen der nog overige officieren komen in een apart 'capittel', terwijl de 'recreutes' overeenkomstig worden verminderd. Op de extraordinaris Staat van Oorlog zijn de 8 compagnieën artillerie volgens het advies van Coehoorn vermeerderd tot 188 man, ten einde aan de schaarste van kanonniers te gemoet te komen. Een compagnie guides is aangenomen af 1033- 3. Het aantal ingenieurs werd op advies van Coehoorn met enige vermeerderd. 1) Over de Haagse Ridderacademie zijn uitvoerige stukken in het Gem. Archief te 's-Gravenhage. 2) Zie St. L. Dl. VI, p. 333.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 420