dus slechts nominaal, en het feit, dat zij met verwijdering van des keurvorsten troepen gepaard ging, geen bewijs van groot vertrou wen. Militair was de verandering van weinig belang; wellicht viel er echter enig voordeel te trekken uit de populariteit die de keur vorst nog steeds in het Zuiden genoot. Maximiliaan, die tot nog toe aan de Rijn had vertoefd, vestigde zijn residentie te Namen, waar hij 6 Juli zijn intocht deed, gezamen lijk met zijn broeder Jozef Clemens, de uit zijn staten verdreven aartsbisschop van Keulen en bisschop van Luik. Maximiliaan stelde er prijs op, dat zijn twee gardebataljons bij zijn intocht tegenwoordig zouden zijndaarna evenwel volgden ook deze het detachement, dat, onder de luitenant-generaal Bouzols, de 29e van Cambrai op mars was gegaan. Het moest 4 Juli te Givet zijn, en vandaar in ongeveer drie weken naar Weissemburg, de eindbestemming, marcheren1). Na het vertrek van het tweede Franse detachement waren de krachten niet zeer verschillend: Villars had nog ongeveer 131 bataljons en 206 eskadrons, Marlborough 130 bataljons en 222 eskadrons2). De meerderheid der geallieerden (aan ruiterij) werd enigszins opgeheven doordat de Franse bataljons grotere getal sterkte bezaten. Blijkbaar hoopte Villars nog steeds in een later stadium van de veldtocht tot het beleg van Douai te kunnen over gaan. In het begin van Juli toch kreeg men aan geallieerde zijde niet alleen bericht dat de vijand grote magazijnen van foerage aanlegde in Valenciennes, Cambrai, Arras en Dourlens, maar ook dat de be legeringsartillerie uit Metz naar Cambrai was overgebracht, waar nu een geweldig artilleriepark was geconcentreerd; volgens de berich ten zelfs van 1 26 stukken van 24 pond, 14 mortieren en 400 wagens met kogels, bommen en andere munitie 3). Voorlopig bleef deze formidabele artilleriemacht echter tot zwijgen gedoemd; er vallen slechts ondernemingen van matige omvang te boekstaven. De bondgenoten hadden het nog steeds op de post van Arleux gemunt. Reeds eenmaal hadden zij hier de dijk in de Molinet door gestoken, wat volgens Franse lezing een afgeslagen aanval op de post was geweest. Een tweede poging, door een detachement uit Douai ondernomen, vinden wij in Franse bron vermeld op 27 Juni. De uit slechts 80 man bestaande bezetting noodzaakte de aanvallers zich met verlies terug te trekken 4). De 6e Juli werd een krachtiger poging in het werk gesteld. Het 1) Pelet X, 404, 617—620. Van t Hoff nr. 960. F. v. Calken p. 24c. 2) Pelet X-408. 3) Tilly aan Heinsius 2 Juli (Heins. arch. 1640). 4) Pelet X-404. 30

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 46