Tenslotte was het moeilijk, de noodzakelijke troepenbeweging ge heim te houden, doordat het Franse kamp in het gezicht der vijan delijke uitkijkposten lag. De uitvoering werd opgedragen aan de generaals Gassion en Coigny, met 37 eskadrons of ongeveer 3000 ruiters, waarvan 23 eskadrons en een afdeling huzaren uit het leger en 14 eskadrons dragonders uit het korps aan de Schelde. Dank zij de weloverlegde veiligheidsmaatregelen verzamelde deze macht zich in de avond van de 1 ie Juli ongemerkt bij Bouchain. Van hier tot het vijandelijk kamp was het ongeveer 17 km. Om half negen gingen de eerste ruiters over de rivier. De weg door de vlakte van Le Warde werd grotendeels in draf afgelegd, en om half drie in de ochtend bereikte men het kamp. De troep werd voor de aanval op vier linies geschaard, waarvan het grootste deel in reserve bleef, terwijl een eerste echelon van 800 dragonders en 200 huzaren de aanval deed. De wacht werd overhoop geworpen, en tegelijk met de vluchtenden renden de aanvallers het kamp binnen. Wat volgde was het gewone toneel ener overrompelde legerplaats een onbeschrijfelijke verwarring, nog verergerd door honderden losgeraakte paarden. De Fransen wierpen handgranaten in de tenten, en er ontstond een medogenloos gevecht met hen die zich, half gekleed, met de sabel in de vuist verdedigden. Dit alles ging gepaard met plundering en brand. De vier naastbijzijnde eskadrons werden volledig verrast en leden zware verliezenook gingen van deze on geveer alle paarden verloren. Het waren die van Westerloo, Palmes en de kroonprins van Pruisen, alsmede een eskadron van Hannover. De ruiters van Spiegel en Van der Nath, die verderop waren gelegerd, vonden gelegenheid achter de tenten op te stijgen en beletten het verder doordringen, waarna de vijand met behulp van de toegesnelde infanterie uit het kamp werd verdreven. De verliezen, in de eerste emotie veel te hoog getaxeerd, vielen tenslotte mee. De Fransen verloren volgens berichten van eigen kant 13-0 doden en gewonden, onder de eersten de kolonel Coëtmen, onder de laatsten de reeds genoemde kolonel Ratky. De geallieerden hadden aan doden 2 officieren en 38 ruiters, aan gewonden 6 officieren en 86 ruiters te betreuren. Vier officieren, onder wie twee majoors, en 6 ruiters waren gevangen of vermist. Voorts waren er 13 paarden gedood, 24 gewond en 310 verloren gegaan, nadat veel loslopende paarden, die in menigte door het veld holden, de volgende dag waren opgevangen. Het voordeel der Fransen bestond dus per saldo voornamelijk in de buitgemaakte paarden en het feit, dat vier eskadrons voorlopig althans waren uit geschakeld. Dat de aanval had kunnen slagen was op zich zelf echter 32

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 48