gemaakt gaan de laatste onderdelen eerst tegen middernacht over Ten opzichte van Villars was het succes van Marlboroughs tactiek volledig. Het eerste bericht van de afmars bereikte de maarschalk omstreeks middernacht door deserteurs. Hij dacht echter nog aan een bedreiging van zijn rechtervleugel en achtte nog geen onmiddellijke maatregelen nodig. Twee uur later maakten nadere berichten de ernst van het geval duidelijk. Met grote spoed zond hij Luxembourg met 2 regimenten dragonders en 2 brigades infanterie naar Cambrai, dat het eerst bedreigd werd2). Iets later volgde hij zelf met het leger, aan het hoofd het Maison du Roy en een deel der cavalerie. Met het Maison du Roy nabij Arleux gekomen, moest hij vaststellen, dat de geallieerden reeds een aanzienlijk sterkere cavalerie dan de zijne op de Zuidelijke oever hadden. Hij ging terug op zijn hoofdmacht, welke hij liet standhouden aan de Marquion. De laatste troepen kwamen hier pas in de nacht aan. Een kapitein die met 80 dragon ders op het kasteel van Oisy was achtergelaten gaf zich zonder tegenstand gevangen. De Fransen brachten de nacht door achter de Marquion, de bondgenoten in een kamp, dat zich uitstrekte van Oisy tot Etrun, met de Sensette in de rug. Ongetwijfeld bracht de ^e Augustus voor Marlborough en de geallieerden een mooi succes. Villars daarentegen had behalve de val zijner veelgeprezen linies ook nog het besef te verduwen dat men hem te slim af was geweest. Voor de eerstgenoemde gold het thans echter uit te maken wat na het forceren der linies, dat toch x) 'Journal de ce qui s'est passé depuis le 26 juillet jusqu'au 9 d'Aoust 1711' (Anonym; A.R.A., Archief Wassenaer, Aanwinsten 1891 Nr IIc). Marlborough aan St. John 3 en 6 Augustus; id. aan Eugenius 6 Augustus (Murray V, 427-430). Verbaal Ged. te velde 1, 3, 4 Augustus 1711 (St.Gl. 8228); Ged. te velde a.d. St.Gl., kamp van Hem Lenglet 6 Augustus (St.Gl. 8229, ook in Eur. Mere. 144); Tilly aan Heinsius 3 Augustus l.c. Hompesch aan id. Douai 4 Augustus (Heins. arch. 16o^)Goslinga aan id. 30 Juli (Heins. arch. 1597). Goslinga, Mém. 128—131; Eur. Mere. 14^-146; Feldzüge XIII, 172—174 (de bewerker heeft ge bruik gemaakt van het dagboek van Dopf te Marburg a/d Lahn)Churchill II, 845-8^1 (uitg. 1934) Pelet X, 416-418. De toestemming der Staten, waarvan boven sprake was, zal waarschijnlijk de $e zijn ontvangen. De betreffende resolutie luidt als volgt '3 Aug. 1711, Ontfangen een missive van de Heeren Gedeputeerden te Velde, geschreven te Lillers den dertichsten der voorleden maend, geadressert aen den Griffier Fagel, houdende ad ver- tentie van de resolutie, die volgens het eenparigh gevoelen van de beyde hooge generaals genomen was, om soo doenlyck de vijandlycke linien te surprenneren ofte te attacqueren. Ten welcken eynde de armée voorleden Saturdagh stonde op te breken in hope ende verwachtinge, dewijle de tijt niet toegelaten hadde het goetvinden ende de ordres van haer Hoogh Mogende daerop in te halen en aff te wachten, dat Haer Hoogh Mogende sullen gelieven te approberen hetgeene sij heeren Gedepu teerden in desen tot welwesen ende conservatie van de Republyck volgens voorengemelte concert gemeynt hadden dienstigh te syn. Waerop gedelibereert synde, is goetgevonden ende verstaen, dat aen gemelte heeren Gedepu teerden te Velde sal werden gerescribeert, dat haer Hoogh Mogende (haer verlatende op har goede conduite) haer laten welgevallen hetgeene in desen door haer is geresolveert' 2) Tilly aan Heinsius 10 Augustus 1711 I.e.; Pelet 418. 42

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 60