geen doel op zich zelf mocht zijn, zou worden ondernomen. In de
voorafgaande correspondenties vinden wij hiervan geen enkel blijk;
het is of men dit als van later zorg beschouwde. Drie jaar te voren
was hetzelfde leger, dat thans over de Sensette trok, de Schelde
overgegaan om bij Oudenaarden de vijand tegemoet te gaan en slag
te leveren, doch uit alles blijkt, dat hiervan ditmaal geen sprake
was. Reeds het beloop der legerplaats in de lijn Oisy—Estrun wijst
hierop. In het andere geval toch had het leger tegen de Marquion
moeten opmarcheren ten einde Villars van Camhrai af te snijden
om deze plaats vervolgens te belegeren, met de kans dat dit op slag
leveren zou uitlopen. Achtte men de beschikbare krachten hiertoe
niet toereikend, dan bleef als ietwat magere bekroning van het
passeren der linies slechts een beleg van Bouchain over. Het blijkt
niet of Marlborough hiertoe de ye of misschien reeds eerder
was besloten.
Villars, wiens voornaamste doel was een beleg van Cambrai te
beletten, zette zijn mars daarheen de 6e reeds vroegtijdig voort.
Toen de voorste troepen de buitenwerken ongeveer hadden be
reikt, liet hij links front maken, en nam een stelling in met de
rechtervleugel aangeleund aan de Schelde tegenover Cambrai, de
linker bij Sains aan de Marquion. Zij strekte zich over 10 km uit in
een goed begaanbare open vlakte, naar de stelling toe enigszins
oplopend. Vóór de rechtervleugel lagen de dorpen Sailly en Raillen-
court; verder liep zij over Bourlon, dat iets links van het midden lag1).
In het geallieerde kamp werd het bericht van 's vijands mars
omstreeks 8 uur gebracht door een paar boerenvan een der kerk
torens zag men vervolgens de Franse colonnes zich bewegen, en
kort daarop tot de slagorde overgaan. Goslinga, die het geval
uitvoerig bespreekt, en anderen meenden dat nu eindelijk de tijd
was gekomen voor de beslissende slag. De bondgenoten hadden,
door het aantrekken van troepen uit de naburige vestingen, thans
een overmacht volgens hem van 30 bataljons en 30 eskadrons.
Mogelijk zijn deze getallen niet geheel juist, maar dat de geallieer
den niet onbelangrijk sterker waren dan de tegenpartij is zeker.
Geen wonder dat de krijgshaftige Fries er uit alle macht op aan
drong het gehele leger aanstonds in de wapenen te brengen, de
Hollandse artillerie te doen aanspannen, de Engelse, die nog ten
Noorden van de Sensette was gebleven, de rivier te doen overgaan,
en de foerageurs door kanonschoten terug te roepen. Tot zijn
verbazing en ergernis gebeurde van dit alles nietshet enige wat
43
Pelet 419.