geschiedde was dat veiligheidshalve een veertigtal eskadrons bevel kreeg zich tot uitrukken gereed te maken. Overigens stuitte hij bij Marlborough en Cadogan op een koel-voorzichtige stemming, die, zonder bepaalde afwijzing, reeds dadelijk aantoonde dat op de vurig gehoopte slag bitter weinig kans bestond. Hij begaf zich daarop naar Tilly, in de hoop dat deze voor de Hollandse troepen althans de vereiste orders zou geven. Hij vond de generaal nog te bed, en voor het overige in dezelfde stemming die hij bij Marl borough en Cadogan had aangetroffen. Slechts Fagel en Nasssau-Woudenberg waren verheugd van Goslinga te horen dat een slag op handen was. Tekenend is de beschrijving welke de Gedeputeerde bij deze gelegenheid geeft van Tilly's militaire eigenschappen: 'Je ne fus pas trop surpris de ne le pas voir ré- pondre a mon empressement de vouloir aller au plus vite avec moi trouver Milord; son grand flegme naturel augmenté par un grand age ne le rend pas trop capable d'actions de vigeur: la defensive seroit plus son fort; aussi n'a t'il de toute la guerre donné des gran- des preuves de son activité et de cette vigeur si necessaires aux actions de la guerre, surtout d'une offensive; il est au reste sage, modéré, experimenté et trés brave de sa personne'een beschrij ving die volkomen strookt met alles wat wij tijdens de oorlog al of niet van Tilly vernemen. Ten tweeden male teleurgesteld keert Goslinga terug naar de standplaats van Marlborough en de generaals. Hier vernam hij, dat de boeren hadden meegedeeld, dat 's vijands slagorde op de linkervleugel door moeras, op de rechter door een ravijn was gedekt. Hij was zo vrij dit nog eens bij de boeren na te vragen; zij antwoordden, dat voor 's vijands linker vleugel en centrum geen dekking aanwezig was, doch dat er inderdaad een ravijn was voor zijn rechter vleugel. Toen Goslinga de opperbevelhebber hierop opmerkzaam maakte, antwoordde deze dat na aankomst van Tilly gezamenlijk zou worden beraadslaagd. In die tussentijd trachtte de Gedeputeerde nog de dappere Hompesch voor zijn zaak te winnen, doch deze was blijkbaar reeds bepraat door Marlborough, voor wie hij vanouds een grote verering koesterde, en Cadogan. Nog niet ontmoedigd wendde Goslinga zich tot de luitenant-generaal Natzmer van de Pruisische cavalerie, insgelijks een soldaat van grote dapperheid en bekwaamheid, doch ook hier had hij geen resultaat. Intussen kwamen Tilly en Goslinga's medegedeputeer den ter plaatse, en daarop hield Marlborough in het open veld een krijgsraad met deze heren, benevens alle generaals der infan terie en der cavalerie. Het waren de prinsen van Hessen-Kassel, 44

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 62