kon het genoemde risico bezwaarlijk opwegen tegen de voordelen, welke een behaalde overwinning ten gevolge zou hebben1). Een grond voor het afzien van de slag, welke evenmin in Goslin- ga's verhaal voorkomt, doch die Marlborough, Tilly en Albemarle in hun berichten uitdrukkelijk noemen, is de mogelijk heid dat, terwijl de bondgenoten zich tot de slag zouden gereed maken en oprukken, Villars bij Cambrai over de Schelde zou gaan, de rechter oever bezetten, en zodoende het beleg niet alleen van Cambrai maar ook van Bouchain onmogelijk maken2). Men mag zich echter afvragen of de maarschalk zijn mars dan niet beter zonder oponthoud had kunnen voortzetten, in plaats van het gevaar op te roepen, dat zijn linkervleugel, die ongeveer 10 km van Cambrai stond, verloren zou gaan. Waarschijnlijker komt het ons voor, dat het juist de vrees geweest is tijdens de mars in de flank te worden aangevallen, die Villars tot stand houden heeft be wogen, alsmede de wens, nog a portée van Arras te blijven, voor het geval Marlborough zich tegen die stad zou wenden. Voor het dekken van Cambrai toch was het stand houden ten Westen der stad niet nodig: de insluiting kon voldoende worden belet door zich op de rechter Scheldeoever te plaatsen. Het is dus tenslotte niet gemakkelijk voor Marlboroughs handelwijze en de opinie van zijn medestanders, voor zover zij niet onder zijn invloed stemden, een redelijke verklaring in de militaire toestand te vinden. Goslinga, wie spijt en ergernis hoog in de keel zaten, weet geen andere dan 'sa damnable politique, qui tendoit a prolonger la guerre'en dit om twee redenen: het voortduren van zijn commando over het leger, en het ten val brengen van het nieuwe ministerie, dat zich zolang de oorlog voortduurde, zonder de finan ciële steun der Whigs, die de geldmarkt beheersten en aan de Engelse Bank het heft in handen hadden, niet zou kunnen staande houden. Is dit werkelijk Marlboroughs bedoeling geweest, dan heeft hij, die anders zo'n goede kijk had op de staatkundige verhoudingen, zich deerlijk vergist. Goslinga bracht hem dit in een vertrouwelijk gesprek, dat enkele dagen later plaats had, met goede argumenten onder het oog, en de hertog kon er niet veel op antwoorden3). Is Goslinga's zienswijze juist geweest, dan is het inderdaad zonder ling, dat de hertog zelf niet zou hebben ingezien, dat niets zijn 46 Feldzüge XIII, p. 176 noot 2. Over het terrein o.a. Vie de Villars II-184, en Pelet X-419, 420 die spreekt van 'une plaine entièrement ouverte'. 2) Marlborough aan St. John en aan Sinzendorf, beide 20 Augustus (Murray V-454, 455); Tilly aan Heinsius 10 Augustus 1711 I.e.; Albemarle aan Heinsius 17 Augustus (Heins. arch. 1611, zie Bijlage 4). 3) Goslinga, Mém. 147, 148.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 66