lezen, weer de stoot gegeven, waarna hij ook verder ijverig toezicht hield bij het werk. Bij de Hollandse brug leverde de inundatie langs de rivier grote moeilijkheden op, zodat de toegangswegen met fas cines en horden moesten worden opgehoogd1). Dezelfde dag nog werden orders gegeven om de grote bagage en de broodwagens, die zich te Douai bevonden, in het leger te doen komen, en ter escortering des avonds nog 300 beredenen naar Douai gezonden. De vrees, die Goslinga had gekoesterd, dat Villars reeds de 7e de Sensette zou oversteken, werd niet bewaarheid. Wel bezette de maarschalk tegen de avond van die dag de hoogten op de linker Scheldeoever bij Estrun; hij plantte er een twintigtal stukken en beschoot de kwartieren van Ivuy, doch zonder uitwerking. Van meer belang was, dat hij een aanzienlijke versterking aan troepen in Bouchain zond, nl. 800 grenadiers, twee bataljons en twee regi menten dragonders te voet, benevens 800 zakken meel, een en ander onder de brigadier D'Affry. Het detachement van Estaing werd verdeeld over de garnizoe nen van Valenciennes, Quesnoy en Maubeuge. Daarentegen trok Villars 17 bataljons aan uit Ieperen en St. Omer, met de bevel hebbers aldaar, resp. zijn broer Villars, en Goësbriand 2). Het Franse legerhoofd zal zich afgevraagd hebben hoe Bouchain op de beste wijze was te ontzetten of bij te staan. Aanvallend op treden tegen de geallieerde positie tussen Schelde en Celle bood weinig uitzicht op succes, en binnen enkele dagen zou deze stelling waarschijnlijk van retranchementen zijn voorzien. Met het gehele leger over de Sensette te gaan en zich op de Noorder Scheldeoever vastzetten zou een dodelijk gevaar voor de geallieerden zijn ge weest, doch alleen indien dit had kunnen geschieden eer de brug gen bij Neuville gereed waren. Nadien zou het slechts tot een slag in de vlakte van Douai hebben kunnen leiden, wat Villars wilde vermijden. Zodoende kwam hij tot de derde mogelijkheid, en wel het leger plaatsen in de hoek tussen Schelde en Sensette, vandaar de verbinding open houden met Bouchain, welke verbin ding mogelijk was door de moerassen langs de Schelde, en een sterk korps posteren in een verschanste legerplaats op de hoogten van Wavrechin, op korte afstand ten Z.W. van Bouchain. Buiten dien nam de maarschalk zich voor vanuit deze legerplaats en voorts vanuit het leger met gebruikmaking van de bruggen over de Sen sette veelvuldig tegen de convooien, voornamelijk tussen Douai en Bouc ain, te doen optreden. x) Goslinga, Mém. 143-145. 2) 'Journal' etc. (zie noot 1 op pag. 42) 7 AugustusTilly aan Heinsius 1 o Augustus l.c.Pelet 421 48

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 68