het eigenlijke beleg eerst na de aankomst der belegeringsartillerie
een aanvang worden gemaakt. De aanvoerweg ervan leidde over
Sas van Gent, Gent, Oudenaarden en Doornik naar Marchiennes, van
waar zij over land de plaats van bestemming moest bereiken. Reeds
de 9e had Marlborough naar de Brusselse Raad van State ge
schreven om de beschikbaarstelling van 700 wagens te verordenen,
te leveren door Vlaanderen en Henegouwen; dezelfde dag werden
orders gegeven voor het escorteren, waarbij Chanclos, als gou
verneur van Oudenaarden, een belangrijke rol speelde. Bijzondere
zorg vereiste, naar de ervaring reeds had aangetoond, vooral het
traject Doornik-Marchiennes, wegens de nabijheid van Condé en
Valenciennes en de bossen, welke hier de Schelde tot op korte
afstand naderden. Als steeds waren voor het beleg veel pioniers
nodig: de 12e vroeg Marlborough er dan ook 6000 aan bij de
Raad van State. De 14e kon het eerste convooi artillerie, uit onge
veer 100 schepen bestaande, uit Gent vertrekken. Ter beveiliging
van de weg van Marchiennes naar het kamp tegen aanslagen uit
Valenciennes werd de 18e een linie aangelegd welke, bij Mastaing
aansluitende aan de circumvallatie, over Abscons naar Somain liep.
De 20e bereikte de eerste bezending artillerie het kamp; vóór het
einde dier maand was het gehele belegeringspark aanwezig x).
In afwachting van de komst der artillerie werden de reeds tot
stand gekomen werken uitgebreid en verbeterd; o.a. gold dit de
fascinedam, die de redoute aan de Sensette met Hordain verbond.
Voorts werden blinderingen aangebracht tot dekking van de cava
lerie, wat tot kleine gevechten met de belegerden aanleiding gaf.
Ook de verdedigers maakten zich de tijd van afwachten ten nutte
om de vele werkzaamheden te verrichten welke het in staat van ver
dediging brengen van een vesting vereist.
Op zicli zelf was Bouchain geen plaats van betekenis. Zij bestond
uit een boven- en een benedenstadde eerste was een vierhoek van
nog geen 300 m zijde met bastions van geringe afmeting, naar oude
trant aangelegd 1 4)2)Zij lag op de linkeroever der Sensette; de
benedenstad sloot zich er bij aan en reikte in Zuidoostelijke richting
tot over de Schelde, zodat een lang en smal bruggehoofd werd ge
vormd. De lange zijden aan weerskanten waren door moeras gedekt
voor een aanval waren alleen de bovenstad en ten dele het hoorn
werk der benedenstad (g) geschikt. Het is duidelijk dat de val der
bovenstad met die van de gehele vesting gelijk stond. Hiertegen was
Murray V-435^, 436, 441, 466.
2) Zie in verband met de op deze pagina en op de volgende bladzijden aangegeven nummers
der vestingswerkenschets nr. 3.
SS