In de nacht van de ioe op de 11 e werd aan de benedenstad de
gracht voor het bastion (18) gevuld, waarna om 8 uur des morgens
de bestorming volgde door 2 go grenadiers en i go fusiliers. Het werk
werd zonder tegenstand genomen, doch bij het maken van het
logement sneuvelden, waarschijnlijk door vuur uit een achter
waartse opstelling, 10 man, onder wie een luitenant-kolonel, en
werden omstreeks 30 man gewond. Ook het andere bastion werd
vervolgens door de verdedigers verlaten 1).
Aan de bovenstad ging men door met bresschieten. Een merk
waardig wapenfeit viel voor bij de rechter attaque. In de bedekte
weg tussen het ravelijn en de Sensette bevond zich een gemetselde
travers, welke zeer hinderlijk was voor het oversteken van de gracht
naar het ravelijn en het Zuidelijk bastion van de stadswal. Er lagen
een onderofficier en 20 man van het regiment Lannoy. Een jong
vaandrig van het Hannoveraanse regiment Gouvain, genaamd Colin
Germain, besloot des namiddags nadat de gracht vóór de travers
gevuld was, het werk verder alleen te doen. Hij stak enige hand
granaten bij zich en sprong boven op de travers. Een handgranaat
wierp hij tussen de Fransen, die twee man doodde. Een tweede
granaat in een vat buskruit, die ook 'eenige schaede deede'. Toen
hij een derde handgranaat wilde gooien, riepen de Fransen, die
plat tegen de grond bleven liggen, om kwartier, waarna de ge
hele troep krijgsgevangen werd. Het werk bleef bezet door de be
legeraars 2).
In de morgen van de 1 2e September was de toestand zodanig, dat
Ravignan de tijd gekomen achtte een krijgsraad bijeen te roepen
met zijn onderhebbende brigadiers en kolonels. De toestand der
vesting in ogenschouw nemende, werd vastgesteld dat de bressen
in de bastions (1 en 4), de contregarde (20) en het ravelijn (8)
stormrijp warendat in de grachten voor deze werken slechts weinig
water stond, doordat de dammen die het water ophielden door de
bommen waren vernield, en de grachten bovendien ten dele ge
dempt waren door het puin van de bressen; dat weliswaar het
ravelijn (8) nog verdedigbaar was wegens de erin aangelegde mijnen
en een goed retranchement, doch dat de kleine bastions (1 en 4)
ongeschikt waren voor achterwaartse verdediging. Wat de toestand
van het garnizoen aangaat, oordeelde men, dat Bouchain sedert de
laatste twaalf dagen nog slechts was te beschouwen als 'un hospital
infecte défendu par des malades', en tenslotte overwoog men de
wenselijkheid, de rest van het garnizoen voor de dienst van de
63
Verbaal Ged. te velde 8—11 Augustus; Eur. Mere. 193, 194.
Eur. Merc. 194; Fagel a.d. St.Gl. 12 September (St.Gl. 5033b).