bij de linker attaque, namelijk 329 doden en io^i gewonden. Voor
de rechter attaque zijn de getallen: 264 en 892, voor de beneden
stad 216 en 634. Te zamen dus 83-3 doden en 2669 gewonden.
Daarbij komen nog voor het 'extraordinaris' personeel (ingenieurs,
artilleristen, het regiment van Sayssans) 44 doden en 92 ge
wonden, die het totaal aantal op 36^8 man brengen; voor het be
trekkelijk kortstondig beleg van een zo kleine vesting een aantal, dat
op een verbeten strijd en hardnekkige verdediging wijst. De ver
liezen der Fransen kennen wij niet, doordat de aanvankelijke sterkte
van het garnizoen niet bekend is, hoewel wij lezen dat er 8 'vol
tallige' bataljons in de stad waren.
Tot gouverneur der stad werd de generaal-majoor Frederik van
Grovestins benoemd; tot plaatsmajoor de kapitein Willem
Adriaan van Keppel.
De inneming van Bouchain, met het leger van Villars en het
kamp van Wavrechin in de onmiddellijke nabijheid en met precaire
verbindingen, mag tot de uitnemendste krijgshandelingen uit de
oorlog worden gerekend; vooral geldt dit voor de stoutmoedig
doorgezette insluiting tussen de stad en Wavrechin, ook al moet de
opmerking gemaakt worden, dat achteraf niet blijkt dat men van
het vuur uit Albergotti's legerplaats veel hinder heeft onder
vonden, of daardoor veel verliezen heeft geleden. De Fransen hebben
zich wederom als hardnekkige verdedigers doen kennen, waartoe
de nabijheid van Villars leger ongetwijfeld heeft bijgedragen.
Krijgskundig onderscheidt het beleg zich van alle vorige door de
grote rol welke de flêches hebben gespeeld; de eerste tien dagen
heeft de strijd zich geheel om deze werken bewogen. Weliswaar
had de verdediging nog enkele dagen gerekt kunnen worden, vooral
toen bleek dat geen vrije aftocht meer verkrijgbaar was; hierbij
dienen wij echter ook de geringe sterkte en uitgeputte toestand
der bezetting in aanmerking te nemen.
De capitulatie had nog een onverkwikkelijke nasleep. De Fransen
beschuldigden Pagny er van, toezeggingen te hebben gedaan in zake
verzachting der voorwaarden, in vertrouwen waarop zij een poort
zouden hebben ingeruimd. De ingenieur Favart spreekt in zijn
journaal zelfs van een 'convention' met Pagny. Dientengevolge
werd Marlborough van trouwbreuk beschuldigd. In zake de be
weerde toezeggingen van Pagny is waarschijnlijk de wens de vader
der gedachte geweest, doch ook al zou hij in deze te ver zijn gegaan
wat hijzelf en Fagel uitdrukkelijk ontkenden men had kunnen
begrijpen dat noch hij, noch Fagel tot dergelijke toezeggingen en
nog minder tot een 'conventie' gerechtigd waren.