genoten ernstige gevolgen had kunnen hebben. Het gold een overval op het kwartier te Hordain, gepaard met een poging de geallieer den van de weg door het moeras te verdrijven door een aanval uit Zuidelijke zowel als uit Noordelijke richting. De uitvoering werd opgedragen aan de marechal de camp Chateaumorant met ongeveer 6000 man, in vier groepen ver deeld. Van deze zou na de overtocht over de Schelde, die boven Estrun moest plaats vinden, er één rechtstreeks doormarcheren naar Hordain en de vier bataljons overvallen, welke in het kamp aldaar waren gelegerdeen tweede een kleine redoute op de rechter Scheldeoever, die de bruggen der geallieerden bij Estrun bewaakte, innemen; een derde zou de Schelde Noordelijk van Hordain overgaan en in samenwerking met Albergotti de ge allieerden van de communicatie door het moeras, waar zij een schans van fascines hadden, verdrijvende vierde tenslotte zou een schijnaanval tegen het sterk bezette Ivuy verrichten. Aanvankelijk hadden de Fransen geluk, en het heeft de schijn, alsof de veiligheidsdienst bij de geallieerden hier wederom is te kort ge schoten. Begunstigd door een donkere en regenachtige nacht slaagde men er in onopgemerkt een of meer bruggen boven Estrun te slaan. De genoemde redoute werd in de rug geattakeerd en genomen, en een deel der bezetting krijgsgevangen gemaakt. Over de overval op Hordain zijn de berichten zeer verschillend. Volgens die van Marlborough, Tilly en de Gedeputeerden waren de vier bataljons reeds in de wapenen en sloegen zij de aanval af. Het waren voornamelijk Pruisen, Hessen en Hannoveranen, die hier vochten, onder bevel van de Pruisische generaal Finck. Volgens de Franse bronnen gelukte de aanval volkomen, en ook het uit het geallieerde kamp afkomstige bericht in de Europische Mercurius zegt: 'Daarna vielen zij op vier bataillons, die bij het dorp Hordain stonden, sloegen dood, quetsteden, en namen mede zo veel en alles wat zij konden'. Zeker is, dat het dorp is geplunderd, en evenzo, dat de Pruisische generaal-majoor Borck en de Hessische kolonel Den- hoff gevangen geraakten, volgens Marlborough doordat zij de vijand voor eigen troepen hadden aangezien. De geallieerde be richten spreken uitsluitend van deze twee, terwijl Quincy mee deelt, dat er behalve hen nog 4 officieren, 2 ingenieurs en een zes tigtal soldaten gevangen werden. Onze eindindruk is, dat in de Franse berichten enige overdrijving schuilt, en in die der bond genoten de neiging voorzit het feit der overrompeling te ver doezelen. Van het hoofddoel, de aanval op de communicatie, is niets 7°

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 92