Sensette reeds was gepasseerd, waarop Dopf naar het kamp terug keerde 1). Geen beter gevolg dan Villars had Goësbriand met een aan- slag op Aire, in de nacht van 14 op 1 g September. Met het garnizoen van St. Omer en een detachement uit Ieperen en voorzien van een aantal wagens met planken, fascines, matrassen en andere benodigd heden, en begunstigd door dikke mist, was hij tot bij het kasteel genaderd, waar de beklimming zou plaats hebben. Op het geroep van 'Qui vive' van de schildwacht, die vervolgens alarm maakte, trok de vijand met grote precipitantie' naar St. Omer terug, zonder verlies, behalve van een aantal soldaten dat van de gelegenheid gebruik maakte om over te lopen. Dit laatste was het gewone euvel van nachtelijke ondernemingen; de Europische Mercurius althans verhaalt hetzelfde ook reeds bij de aanslag op Douai 2). Na de val van Bouchain werd bewaarheid wat Villars had voorspeld: beide partijen bleven voorlopig in hun legerplaats. De geallieerden zetten zich aan het slechten der belegerings- en het herstel der verdedigingswerken. Daar deze laatste door het artillerie vuur zeer waren beschadigd, was reeds dadelijk te voorzien dat er ten minste twee weken mee zouden verstrijken. Marlborough uitte reeds zijn twijfel over de mogelijkheid gedurende die tijd nog foerage te bekomen. Een beleg van Quesnoy of een andere stad is, voor zover uit de stukken valt op te maken, niet meer ter sprake gekomen. Het enige wat wij op dit gebied aantreffen is een brief van Dopf aan de raadpensionaris van 14 September, waarin hij ernstig tegen een te lange duur van de veldtocht waarschuwt: 'J'espere qu'ils (d.w.z. 'nos chefs') songeront au retablissement des trouppes afin que le reste ne périsse entièrement' 3). Wel was Albemarle reeds de 13e naar Den Haag vertrokken, doch met een geheel ander doel. Behalve confereren over de gang van zaken in Engeland had hij tot taak het project van de winter kwartieren met Heinsius en de Staten te bespreken. Het week aanmerkelijk af van de tot nog toe in praktijk gebrachte wijze van legeren, in zoverre dat een belangrijk groter deel der toepen, 73 x) 'Journal' Archief Wassenaer 7/8 September; Eur. Mere. 204, 205; Pelet X-434, 435. 2) Eur. Mere. 204 'o^; Verbaal Ged. te velde 17 September. 3) Brieven van Marlborough bij Murray V-489 vlg. Dopf aan Heinsius 14 September (Heins. arch. 1 9)* Vlg. Churchill II-869 was Marlborough nog voornemens geweest Quesnoy te belegeren, wat op tegenstand van Hollandse zijde zou zijn afgestuit. In Marlboroughs na de capitulatie van Bouchain geschreven brieven wordt niet over Quesnoy gesproken. De inhoud komt hierop neer, dat men ten eerste nog tot tegen het einde der maand voor Bouchain zal moeten blijven, en dat ten tweede de requisities van Villars grote moeilijkheden in zake de foerage zullen opleveren, zodat aangaande verdere operaties nog niets valt te zeggen. Een nieuw beleg zou dus op zijn vroegst begin October kunnen worden begonnen. Na de slechte ervaringen met het beleg van Aire is het niet waarschijnlijk dat dit ernstig is overwogen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1964 | | pagina 95