De Luchtdoelartillerie Op io mei zagen de onderdelen even na 4.00 de eerste vliegtuigen opdoemen. Komend uit het oosten volgden zij het gebied van de grote rivieren. De vlieg hoogte bedroeg 1 300 tot 2 000 m. De eerste vliegtuigen werden door vele andere gevolgd en nog nimmer had men een zo machtige stroom van doelen gezien, op een zo gunstige schiethoogte. Dit gold uit de aard der zaak niet alleen voor de bat terijen van de Lvd.Gr. Lek, maar ook voor die van de Lvd.Grn. Zaltbommel en Gorinchem, alsmede voor de luchtdoelbestrijdingsmiddelen van het Veldleger, die in de Betuwe en in het Land van Maas en Waal stonden opgesteld. De batterijen gaven vuurstoot na vuurstoot af tot om ongeveer 10.00 een einde kwam aan de stroom van vliegtuigen. De na dit tijdstip overkomende vliegtuigen hielden een hoogte aan van 2 000 tot 3 000 m. Ondanks deze gemiddelde vlieg hoogte kregen de pelotons lu.mitr. toch zo nu en dan nog gelegenheid om te vuren op lager vliegende vliegtuigen. Bij de verouderde 113e en 117e Bt.Lu.A. moest - noodgedwongen - worden ge werkt met primitieve vuurleidingstoestellen. Hierdoor was de ligging van het vuur slecht. Zij waren opgesteld te Drumpt en Culemborg en respectievelijk geplaatst onder de bevelen van de reserve eerste-luitenant P.F. Prinsen Geerlings en F. Preijs. Het overbrengen van de schietgegevens voor de stukken, dat per telefoon moest geschieden, werd weldra onmogelijk. De kanonniers werden namelijk doof door het voortdurend schieten en konden de gegevens niet meer verstaan. De vuurlei ding viel dan ook spoedig uit en de stukscommandanten gingen over tot het vuren zonder enige mechanische berekening. Dit betekende dat men z.g. 'over de duim' moest schieten tegen doelen op hoogten van 1 000 tot 2 000 m. De trefkans was daardoor zeer gering, maar de bedieningen werkten niettemin met groot en thousiasme. Na verloop van tijd kregen zij routine met deze wijze van vuren. Zij wisten de vereiste voorhoudhoek en tempering op min of meer juiste wijze te schatten en treffers te boeken. De grote hoeveelheid brisantgranaten, die de batterijen verschoten, noodzaakte de C.-Lvd.Gr. reeds vroegtijdig maatregelen te nemen om de voorraad granaten aan te vullen. De batterijen van 6 tl. moesten hun voorraad aanvullen uit het mu nitiepark te Bijlmer, terwijl de munitie voor de 7.5 tl. kon worden verkregen uit een munitieschip te Vreeswijk en uit een magazijn te Halfweg. De ernstige verliezen, die de 10e Bt.Lu.A. de vijand in de morgen van 10 mei toe bracht (vermoedelijk elf vliegtuigen), deed deze omzien naar middelen om de batterij buiten gevecht te stellen. Tussen 13.00 en 14.00 vielen achtereenvolgens twee Ju 87 vliegtuigen (Stuka's) met de zon in de rug de batterij aan. Als door een wonder werd er niemand gedood of gewond. Ook aan het materieel werd geen schade toegebracht. Een deel van het personeel was ernstig moreel geschokt, doch het flinke optreden van kapitein Hoogland deed alle manschappen spoedig naar hun posten terugkeren. 660

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 128