556
De Luchtdoelartillerie
voorstellen, bedoeld onder a en b behandeld volgens de bepalingen,
daarvoor in vredestijd vastgesteld.
Zoals uit artikel 4 van de instructie blijkt, zou bijlage I van het boekwerk: 'Buiten
gewone oproeping - uitwendige veiligheid - aanwijzingen commandanten' (het
z.g. boekwerk B.O.-U.V.-A.C.) een opsomming moeten bevatten van de onder
delen, die bij mobilisatie onder de bevelen zouden komen van de betrokken Kr.C.
Deze bijlage bevatte een dergelijke opsomming echter niet, doch vermeldde slechts
'de door de G.-Lvd. ter beschikking gestelde luchtverdedigingsmiddelen.'
Aangezien vóór de verzending van telegram Qin 1939 slechts een gering aantal
van deze middelen - in het bijzonder batterijen en modern uitgeruste pelotons -
beschikbaar was en de door de G.-Lvd. energiek ter hand genomen aanschaffing
van modern materieel pas in haar beginstadium verkeerde (zie Hoofdstuk I), is het
verklaarbaar dat men het opnemen van een dergelijke opsomming tot een later
tijdstip had uitgesteld.
Voor de organisatie van de luchtverdediging was de eerste zinsnede van artikel 5
van de oorlogsinstructie van belang. Daarin was sprake van het organiseren en lei
den van de luchtverdediging door de Kr.C., volgens de door de G.-Lvd. vastgestel
de beginselen. Deze betroffen het tactisch gebruik, de te volgen schietmethoden, de
vuuropening en de paraatheid. De Kr.Cn. ontvingen hieromtrent regelmatig aan
schrijvingen en orders van de C.-Lvd.
De opstelling der verschillende middelen was door de G.-Lvd. reeds in vredestijd
vastgesteld. Hierbij had hij zich moeten houden aan de objectenlijst, vastgesteld
door de Chef van de Generale Staf (en later de Opperbevelhebber van Land- en
Zeemacht)Hetzelfde gold voor de objecten, die door bepaalde middelen in het
bijzonder moesten worden verdedigd. Voor de middelen, die gedurende de mobi
lisatie en de gevechtsdagen ter beschikking kwamen van de Kr.Cn., stelde de G.-
Lvd. slechts het object vast, dat verdedigd moest worden; het bepalen van de
juiste opstellingsplaats (en) liet hij over aan de Kr.Cn. Voor de gevechtsdagen zal
dit hierna aan de hand van de beschrijving blijken.
Zoals in Hoofdstuk I is vermeld, had de C.-Lvd. de commandanten van alle lucht
doelbatterijen en luchtdoelpelotons een schriftelijke machtiging tot vuuropening
verstrekt. In Hoofdstuk I werd onder d reeds vermeld, dat het organiseren en lei
den van de luchtverdediging tijdens het gevecht voor de Kr.Cn. iets problematisch
was.
De Kr.Cn. vormden een schakel tussen de C.-Lvd. en de commandanten van de
luchtverdedigingsgroepen en -punten, de compagniescommandanten, de batterij-
commandanten en de pelotonscommandanten. Zij moesten in staat zijn op eenvou
dige wijze hun ondercommandanten te alarmeren. Voorts dienden zij de bevelen
van de C.-Lvd. door te geven, die betrekking hadden op de verdeling van het