677
De Luchtdoelartillerie
Op 11 mei gaf de Kr.C. aan de commandanten van de beide zoeklichtafdelingen
een bevel, waarin o.m. het onderstaande voorkwam:
'In verband met de geringe kans op vuuruitwerking bij nacht wordt
bepaald, dat hoog overkomende vliegtuigen (boven i 600 m) niet
mogen worden beschenen. Ook voor laag vliegende vliegtuigen (onder
300 m) heeft dit geen zin. Alleen wanneer vliegtuigen tussen 300 en
1 600 m overkomen, zodat ook mitrailleurvuur uitwerking kan hebben
of wanneer het te beschermen doel (brug, batterij, station) wordt aan
gevallen, treden de zoeklichten in werking'.
Waaraan nog werd toegevoegd
'Overigens wordt er nogmaals de aandacht op gevestigd, dat de be
dieningen der zoeklichten door hun verspreide opstelling in het terrein
bij uitstek geschikt zijn om tegen parachutisten op te treden. De
uiterste waakzaamheid moet worden betracht'.
Uit bovenstaande zinsneden blijkt, dat de zoeklichten in deze Lvd.Kr. - in tegen
stelling tot die in de beide andere Lvd.Krn. - wèl mochten schijnen, doch dat het
schijnen beperkt moest blijven tot de hoogten van 300 tot 1 600 m, tenzij het te
beschermen doel werd aangevallen. In zijn verslag baseerde de Kr.C. deze order
op de noodzaak, dat de uiterste zuinigheid met munitie moest worden betracht en
dat het beter was de zoeklichten niet te gebruiken, wanneer er geen grote kans
bestond, dat het vliegtuig in de bundel zou worden gevangen. Door het schijnen
zou de oriëntatie voor de vliegtuigbemanning namelijk worden vergemakkelijkt.
De practische oefeningen hadden de Kr.C. kennelijk geleerd, dat de kritische
hoogten voor het al dan niet gemakkelijk in de bundel verkrijgen van het doel
lagen tussen 300 en 1 600 m. Hoe tenslotte tijdig beoordeeld kon worden of een
beschermd doel zou worden aangevallen, vermeldde de order niet.
9 Nabeschouwing
In tegenstelling tot de luchtdoelbestrijdingsmiddelen van de Lvd.Gr. Utrecht zijn
die van de vier andere Lvd.Grn., alsmede van de Afd. Utrecht van het V.L.K.Lad.
en ook de beide zoeklichtafdelingen een of meerdere keren verplaatst. De eerste
verplaatsingen waren het gevolg van de terugtocht van het III L.K. en de Lt.Div.
uit Noord-Brabant en van de Brig.B. uit het Land van Maas en Waal, waarbij
door genoemde legeronderdelen de Maas (Bergsche Maas) en de Waal werden