De Luchtdoelartillerie De zoeklichten staakten op 14 mei hun activiteit om 3.20 en om 15.00 hield luitenant Willemse weer rapport. Hij had een benzinedepot bij zijn commando post ingericht en liet daaruit aan ieder van zijn zoeklichtcommandanten 200 1 verstrekken. Toen hij zich in de namiddag bij het Commando Zeeland vervoegde om melding te maken van de gedesorganiseerde toestand bij de Vlissingse gemeentepolitie, constateerde hij dat men op het stafkwartier nogal zenuwachtig scheen te zijn. Er bleek een radiobericht te zijn ontvangen, waarin mededeling was gedaan van het neerleggen van de wapens in de rest van Nederland. Luitenant Willemse keerde op zijn schreden terug en verkondigde in de stad, dat dit radiobericht misleidend en vals was. Op zijn commandopost aangekomen vernam hij dat de stemming onder het zoeklichtpersoneel door de reeds overal bekend geworden jobstijding aanmerkelijk was verslechterd. Hij bezocht onmiddellijk alle zoeklichtopstel lingen en sprak het bericht met klem tegen. Om 20.15 waren alle zoeklichten weer bedrijfsklaar. Na de capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten, met uitzondering van die in de provincie Zeeland, had de C.Z. van de Nederlandse regering in Londen radiografisch de bevoegdheden gekregen, overeenkomende met die van de O.L.Z. Toen kapitein Broekman het verzamelde personeel van de 16e Bt.Lu.A. in een toespraak van dit regeringsbesluit in kennis stelde, vatte een ieder weer moed. Een krachtig 'Leve de Koningin' was hiervan het bewijs. De batterij zette het vuren op 15 mei onverdroten voort en verschoot daarbij 153 projectielen, zodat aan het einde van de dag nog slechts 350 bg's voorradig waren. Aangezien de verplegingsofficier van het Commando Zeeland met onbekende bestemming vertrokken bleek te zijn, ging de Bt.C. over tot het voeren van een zelfstandige administratie. Tegen het aanbreken van de dag van 15 mei had de 109e Bt.Lu.A., die - zoals reeds vermeld - nu nog slechts over twee stukken beschikte, de omgeving van Kapelle-Biezelinge bereikt. Hoewel alom veel Franse veldartillerie bleek te zijn opgesteld, gelukte het kapitein Stigter toch om enige honderden meters ten oosten van Kapelle een geschikt stellingterrein te vinden. Bij de verdedigers van de Zanddijkstelling heerste over het algemeen een zeer neerslachtige stemming als gevolg van de vele slechte berichten en wegens de ontruiming van de Bath-stelling1. De troepen waren oververmoeid door een te- 1 De Bath-stelling was op 14 mei bij het vallen van de duisternis door het bataljon, dat deze stelling moest verdedigen, ontruimd. Het moreel bij de bezetting was tot nul gedaald o.m. wegens de lucht bombardementen en een artilleriebeschieting in de namiddag van 14 mei, die men lijdelijk had moeten ondergaan wegens gemis aan eigen artillerie en luchtstrijdkrachten. Ook de aanblik van de ordeloos terugtrekkende Peeltroepen had de lust tot doorvechten aanmerkelijk bekoeld. 724

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 198